Voetbal. Heerlijk! Ik droomde voetbal. En fietste hard omdat ik daar nog meer conditie van kreeg en afstanden kon overbruggen die te voet onmogelijk waren. Ik zat in het spelregelteam en wilde winnen, mijn benen stonden niet stil. Op de pedalen en op het veld. Ik wilde mijn lichaam hard als staal maken. Sterk worden. Liep een dubbele beenbreuk op tijdens het afsluitende partijtje na de training. Ik zou en moest die bal hebben! Toen ik na het ziekenhuis thuis kwam en het eten rook draaide mijn maag zich om. We aten die avond erwtensoep en pannenkoeken. Mijn favoriete gerecht. Jarenlang at ik het niet en kreeg kippenvel bij alleen al de gedachte aan dat eten. Met mijn gebroken been zat ik zes weken thuis. Van de lies tot aan de tenen ingepakt in het gips. Slechts een klasgenootje kwam op bezoek. Alleen zij gaf mij echte aandacht. Het jaarlijkse penaltytoernooi bij onze vereniging met Jan van Beveren was het hoogtepunt van het jaar. Dat miste ik dat jaar ook. Hij was toen de keeper van PSV. Hij was groot. Helemaal in het rood. Een beer van een kerel. Een atleet. Een echte! Hij stopte alles. We gingen met groepen naar wedstrijden van PSV kijken. Wauw, wat een stadion! Het jeugdvak. Naar PSV-Hamburger SV. Met mijn peetoom naar VVV in de Koel. Dicht bij huis. Onze profclub. Het waren mijn clubs. Voetbal was hoop. Fietsen werden gesloopt en ik sloopte andermans fiets. Een krom stuur was alles wat mogelijk was. Ik spurtte naar het sportpark en terug. Hard! De toernooien met het team en dan naar andere dorpen gaan. Het liefste op de fiets. En anders met de auto waarbij ik nooit bij bepaalde ouders in hun auto mocht zitten. En naar de Heksenberg in Heerlen met een veld waar de bal vanzelf de heuvel afrolde. Voor mij waren het mini-vakanties. Want op vakantie gingen wij niet. Wij bleven thuis. Slechts één keer mocht ik met een selectie mee naar een toernooi. Het was vanuit school. Eén helft duurde het avontuur voor mij. De kaars begon te doven. Nederland verloor de WK finale tegen die kut-Argentijnen in 1978 en ik was heel verdrietig. Dagenlang was ik niet te genieten. Toen na tien jaar voetbal mij niet de plek kon bieden waar ik mij gewaardeerd voelde en mezelf mocht zijn begon de liefde af te sterven. Toen de brommer kwam verwaterde het langzaamaan. Ik veranderde. Zegde een paar keer mijn lidmaatschap bijna op. De testosteron zette mijn onmacht om in woede. Een ploeggenoot werkte ik hardhandig tegen de muur van het kleedlokaal toen hij bleef stangen. Mijn voetbalschoen vloog uit na een duel. De scheids die mij vroeg buiten het veld de schoen aan te trekken kreeg de schoen naar zijn hoofd geslingerd. Ik vertrok vloekend en tierend. Zonder te douchen. Niet veel later gooide ik de handdoek in de ring. Voetbal had voorgoed zijn glans verloren. Nederland werd jaren later Europees kampioen en ik was aan het werk. Mijn voetballende leeftijdsgenoten dronken bier en vierden uitbundig feest. Ik walgde er van. Van bier en die verschrikkelijke voetbalcultuur.