De eerste dag in Fiesh doen we lekker niets. Helemaal niets! We hebben de luifel aan de caravan gezet, het tapijt er onder en het ding staat zo gaaf en strak dat wij er stil van worden. Alsof het altijd zo is geweest. De zaterdag wordt een lome dag. Ik bel Tante Fien en we praten twee jaar in sneltreinvaart bij. Als we aan willen komen zijn we van harte welkom. ‘Da witte ge toch jongen, gullie kant altijd komme. Wel efkes laote weten dan bereiden we ons veur.’ Oke Fien…als we komen doen we dat.

Op zondag gaan we fietsen en ik besluit de Grimselpass te beklimmen. Vanaf Fiesh de Furkastrasse op. Ellen fietst mee tot aan Obergesteln en vanaf daar ga ik alleen verder. Ik verbaas me over de schoonheid van het landschap. Als ik linksaf sla en El terug fietst duurt het nog vijf kilometer voordat de eigenlijke klim begint. De aanloop kent ook al genoeg hoogtemeters zeg! In Oberwald zie ik voor mij de Furkapas liggen met ver voor mij uit het beroemde hotel Belverdere. Ik stop en maak er een foto van want vandaag ga ik links af en niet rechtdoor. Wat mij onder aan de klim naar de Furkapas opvalt is daar een vrijwel identiek hotel staat als daar boven. Op een zelfde plek, in een bocht. Deze is vervallen. Hier praat nooit iemand over en foto’s zie je zelden op social media verschijnen. Ik draai me om, kijk een lompe Zwitser vals aan die toetert omdat hij op de plek waar ik sta zijn auto denkt te moeten parkeren.  ‘Boer’ zeg ik hardop! Hij snapt mij niet en kijkt nors voor zich uit.

Rechts af. De Grimsel. Doet me denken aan de Gremlins. Die gekke beestjes. Op 25 kilometer van af Fiesh begint ie wat mij betreft. Ik val aan vanuit het Zuiden. Met bijna 13 kilometer een lekkere klim om er in te komen. Gemiddeld stijgingspercentage 6,6%. Max 11% en 800 hoogtemeters. Heerlijk! Mooie brede weg. Overzichtelijk en goed asfalt. Prima te doen. Ik voel de koele berglucht mijn lichaam verfrissen. Bij de start van de rit was het 36 graden. De temperatuur zakt met elke meter die ik klim. Een fietser stil staat en fotografeert roept naar mij; “Hej, that’s a real Cannondale. Wauw!’ Ik moet er mee lachen en speel het spel mee; “Yep mate, the one and only!”

Voordat ik er goed en wel erg in heb ben ik al bijna aan de top. Ik let nergens op. Hartslag, cadans, snelheid? Lak aan. Gewoon stampen. En dat is te merken. Mijn hartslag schiet omhoog, langzaam gaat het niet maar snel genoeg om buiten adem te komen. Het is koud boven op de top. Mijn tellertje geeft 19 graden aan? Zoveel verschil? Ik moet lachen om een oude Manta en zijn baasjes die op de top van het uitzicht staan te genieten en maak een foto van hun. We moeten er allemaal om lachen. De trofeefoto bij een motorstandbeeld en ik schiet mijn body aan van de BbbbB. De afzink in. Mijn foto’s als bewijs dat ik er ben geweest. Beheerst naar beneden. De heftige rukwinden slaan tegen mijn hoge wielen en ik moet in de beugels anders knal ik tegen het asfalt. Onderweg kan ik het niet nalaten om te stoppen en foto’s te maken. Ik moet mijn carbonfiets stevig vast houden. De harde wind blaast ‘m bijna de berg af. Betoverende schoonheid hier! Wat is Nederland dan toch…anders.;-) El zit in Oberwald op een terras op mij te wachten. ‘Ellen, wat is het hier gaaf man, en wist je dat de Furka twee hotels telt, en dat de Grimsel goed te doen is, en dat…!

Ik bestel koffie en pruimenvlaai en gooi ondertussen een halve liter Weisenbier naar binnen (alcoholvrij). De weg naar huis is afdalen…gewoon relaxed naar beneden gaan. Door de dorpjes met ‘ingen’ in de naam, waar huizen op palen met stenen staan en waar koeien over de weg lopen en alles onder zeiken. Mijn hele fiets spat vol met koeienmest en zeik “Bedankt dames!!”

Een fantastische dag in Wallis en met de bergen. Morgen weer?