Loden jas (12). Koud, nat, leeg en licht.

Ik zit op mijn stadsfiets, op weg naar mijn fietsenmaker. Even zwetsen. Het is tien over acht en ik ben het binnenzitten beu. Al dagen in een te kleine wereld. De zaak is toe. COVID dwingt ze om op acht uur te sluiten. Ik las vanochtend in de krant over de zoveelste machtsstrijd in een politieke partij en waar deze machtshebbers vandaan komen en snap dat ze alles op slot gooien. Afkomst en geloof maal de honger naar macht verlamt een hele samenleving. Ik haak af. Kan het niet snappen en mijn gedachten tollen van alle scenario’s die door mijn hoofd gieren. Dus fiets ik door. Zwaai naar mijn fietsenmakers en kies koers naar het centrum.

Het is nat en koud. Ik moest er uit. Naar buiten. Na dagen werken en binnen zitten werd ik rusteloos en horendol en dat stopte niet. De stad is leeg, nat, koud en vol licht. De tijd lijkt terug te lopen in plaats van vooruit. Ik waan me in een andere wereld. Normaal is het op vrijdagavond druk. Winkelend publiek rolt door de winkelstraten. Nu is het leeg. Zoals het voor de koopgekte was. Een stad zoals die er in de de jaren tachtig heel veel waren. Alleen in wereldsteden werd de straat verlicht met kleine lichtjes. Ik ga veertig jaar in de tijd terug. Al fietsend door het centrum van Oosterhout zie ik veel kleine lichtjes. Maar het raakt mij niet. In de etalage van een speelgoedwinkel staat een circus met poppetjes. Een circus. Zo voelt het af en toe dit jaar. Een grote voorstelling van verschillen. Op de markt staan de boomskeletten in lichterlaaie. Een grote kerstboom siert het plein. De kerk als decor. Sfeervol. Maar ik mis het leven. De mensen in de kroegen. De gezinnen met jengelende kinderen en de verveelde blikken. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Dit is niet mijn vrijdagavond. En Oosterhout is sowieso niet mijn stad. Ik voel mij er na ruim negen jaar nog steeds niet thuis. En toch vind ik het jammer dat het ‘storp’ zo verlaten is. Het doet mij denken aan vroeger. Toen ik behoefte had aan leven en warmte maar in plaats daar van veel kilte tegen kwam en uit frustratie om mij heen een spoor van vernieling achter liet. Ik dwaal op de fiets en bewonder de vele lichtjes en fiets door naar de wijk waar mijn vriendin voor haar scheiding woonde. Zie de huizen, proef de sfeer en hunker naar een nieuwe plek voor ons samen. Een nieuw begin. De koud en nattigheid verstijft mijn handen. De straten zijn leeg en het asfalt en de klinkers blinken van het water, weerspiegelen het licht en de rust is verstikkend. Het is koud in de stad en ik ga naar huis. In de warmte van ons huis voel ik de aanwezigheid van mijn lief. Ik zoen haar, laat de hond uit, neem een warme douche, trek mijn zachte huispak aan, schenk een glas wijn in en tik deze woorden in via het toetsenbord.

Share

Keihard.

Negen uur bij De Kleijne op de Ginnekenmarkt. De te fietsen route heb ik gekregen van de ijsclub uit Breda. Van de twaalf genodigden kunnen er vijf. Het is winter. Doorfietsen op de racefiets en zondagochtend is niet voor iedereen een vanzelfsprekende combinatie. Koffiedoping er in en dan weg. Met vijf man trappen we de dag af. Het is koud. Nee, het is fris. Koud is anders. Dan ril je. ‘Klik klik klikkerdeklak.’ Typische geluiden van schoenplaatjes die in de pedalen vast klikken. Gezucht en lichte ironie om nu de weg op te gaan. Rechts af bij Boerke, rechts af, links af en verderop het fietspad op dat langs de Graaf van Engelbregtlaan loopt. Breed en overzichtelijk. Vrij uitzicht. Koude wangen die langzaamaan warmer worden. Zin in een rondje ontspannen toeren. Gezellig en gezond. 

Geschraap alsof een doorloper over asfalt wordt getrokken. Een doffe bonk die het meeste lijkt op een baal hooi die van een platte kar valt. Iemand zegt iets of is het een gedempte schreeuw? Ik luister, denk en mijn voorwiel maakt een zwaai naar links. Alsof er een touw aan zit en het in één ruk onder mij weg wordt getrokken. Achter mij nog meer geschraap en doffe bonken. Rechts naast mij zie ik in een soort van flits mijn fietsmaat uit beeld verdwijnen. Ik zie niemand meer en val! De kortste weg naar beneden. Tijd om te beseffen wat er gebeurd heb ik niet. Hard raken mijn rechterelleboog, schouder en rug de grond. Mijn benen steken in de lucht. In foetushouding glij ik door. Vijftien meter verder dan mijn fiets lig ik eindelijk stil. Ik draai me om en kijk. Mijn fietsmaten liggen aan beide kanten van het fietspad. De fietsen verstrooid om ons heen. Het doet mij denken aan een bowlingbaan waar een grote bal ons keihard van achteren van de baan heeft geslagen. Strike!

Bowling? Echt niet. IJs! Een ijsbaan van veertig meter lang. Vanuit een flauwe bocht fietsten wij met 28 km p/uur fietsen een ijsbaan op. Geen wonder dat we omver werden gekegeld. Opstaan is als leren schaatsen zonder stoel. Helmen, jassen, schoenhoezen, handschoenen en fietsen zijn kapot of beschadigd. Gekreun en gevloek. Pijn in de spieren, botten en een knak in de moraal.Terwijl we onze wonden likken knallen er nog twee fietsers keihard met hun bakkes op de ijsbaan. Waarschuwingen van ons zijn tegen dovemansoren gericht. Wij wisten van niets. Er was niet gestrooid. Wij werden niet gewaarschuwd.

Share

Los van de grond.

Zaterdagavond sta ik voor de kledingkast en twijfel wat ik aan zal trekken. De dag erna ga ik voor het eerst sinds jaren weer op een mountainbike fietsen. Op de racert is het niet zo moeilijk. Dat lukt wel. Dit is anders. Anders fietsen en bewegen, hogere intensiteit, beschut, de kou van het bos. Want koud wordt het. Het gaat die nacht licht vriezen. Na lang wikken en wegen ben ik er uit en ik hoor mezelf zeggen “Het kan nog alle kanten op. Morgenvroeg zal ik het Bonka shirt wel aantrekken. Of nie!” 

Om zeven uur gaat de wekker af, ontbijten en naar buiten. De eerste tien minuten heb ik het fris. Daarna niet meer. Goede keuze. Niet te koud en niet te warm gekleed. Ik vraag me af hoe dat straks in het bos zal zijn. Via Oosterheide naar Dorst en als ik ter hoogte van het pannenkoekenhuis ben zie ik links van mij de zon op komen. Een gouden gloed, met rood en koperkleuren omringd. Het veld geploegd. De voren in een rij. Het gras in de wei en de bermen parelt. De eiken staan tussen de zon en mij in. Ze markeren de weg en het fietspad. Hun silhouetten zijn zwart en scherp van detail alsof ze uit Oost-Indische inkt zijn gevormd. Daar waar in de verte de zon opkomt toont het bos grijs. De lucht boven het bos is licht oranje en loopt naar boven toe uit naar lichtblauwgrijs. Zacht en aaibaar. Het is stil. Niemand buiten. Op de weg naar Alphen kom ik slechts drie wandelaars met hun hond, twee hardlopers en twee auto’s tegen. Binnen is het warm. Buiten is het koud. Op de Slingerdreef nog meer silhouetten en parels. De natuur staat sterk en straalt van zelfvertrouwen. In Bavel sluiten fietsmaten aan. De zon schijnt recht in ons gezicht. Een tunnel van wit licht. Gordijnen van zonnestralen door de bomen. Het tempo zakt omdat we zo onder de indruk zijn. In Alphen treffen we de rest. We wisten toen nog niet wat ons te wachten stond. Dit was slechts een voorproefje.

Warmdraaien en een warm welkom gaan goed samen. Op alle fronten. Want al na een paar kilometer worden we stil. De bossen zijn van een ongekende schoonheid. Grote, hoge oude beuken en eiken. Half in blad. De bospaden vol gevallen blad met een enkel spoor voor ons. We draaien rechts af en voor ons torent een kathedraal achtige rij beuken op. Links en rechts verweven de kruinen zich ineen als handen waarvan de vingertoppen in elkaar schuiven. Vastbesloten om niet meer los te laten. We rijden aan de rechterkant van de rechtse rij en rechts van ons een wei. Met prikkeldraad omzoomd waar spinnenwebben als parelkettingen om heen hangen. De wei in rijp. Stilte. Alleen het geratel van kettingen en het zoemen van het rubber op het harde zand. Na dit hoogtepunt blijft het deze koude droge zondagochtend hoogtepunten regenen. De groep is zwaar onder de indruk van de schoonheid. Een tweede kathedraal laat ons binnen komen. We fietsen onder de bogen door. De kruinen tikken elkaar met de vingerpuntjes aan. Voor ons een pad met alle kleuren bruin die we kennen. Wat Ierland aan groen heeft zien we hier in het bruin. Schuin links voor ons een wei midden in het bos. De kou en het licht veranderen de normaal zo monotone wei in een kleurenexplosie van lichtpaars, oranje, aqua blauw met opaal, smaragdgroen gras zo helder en staalhard dat het bovennatuurlijk lijkt. “Hebben we aan de paddo’s gezeten voordat we startten in plaats van koffie?” De verschillen tussen het bospad met de bruine herfstkleuren en de bijna psychedelische wei links is betoverend. Ik snap ineens waarom mensen bevangen kunnen worden door de wil om dit vast te leggen. Dit wil je delen. Dit is puur geluk. Dat wij hier fietsen en overvallen worden door de schoonheid van het bos maakt de tongen los. We vinden het jammer dat we door moeten en geen foto’s kunnen maken. Daar is het te koud voor en te link met alle fietsers die achter ons aan komen.

Goud licht en het is koud onderweg naar Alphen.

Kippenvel. Niet van de kou. De laan uit en verder. Links, rechtdoor, rechts af. Daar komt de volgende verbazing. Eilanden van bomen in weien met grote droogstaande poelen, doorzichten langs eiken en beuken. Een eeuwenoude boerderij met rieten dak. Doorfietsen, de bocht volgen, langs akkers, strak geploegd en de voren die als pijlen in het land ons de weg wijzen. Het bos weer in, omlaag een kuil in duiken, klein schakelen en omhoog stampen tegen het zand op. Rechts af. Doorfietsen. Op de hoek van een glinsterende wei staat een beuk met een omtrek van wel twee meter met takken als bomen. Een deelnemer staat stil en maakt een foto. Vanaf de fiets is het al adembenemend! We spelen. Zingen, maken filmpjes, vertellen verhalen en kijken om ons heen. Draaien, keren en we wringen onze fietsen met veringen in allerlei bochten. We rollen de ochtend uit. De pauzeplaats op. Soep, thee en koek en daarna door. Mijn fluorgele moddelmonster draagt me door de bossen. Ik vlieg en zweeg door het landschap en kom los van de grond. Geen moment denk ik aan mijn blessure. Vrij van gedachten. En zo blijft het. 

Met mijn lief fiets ik naar huis en na een warme douche val ik op de bank bijna in slaap. Een gevoelige onderkant maakt me duidelijk dat de heling nog niet voorbij is. Wel de goede materialen en kleding maar het belangrijkste materiaal is er nog niet klaar voor. Rustig aan.

Ik besef me weer dat de verleiding om los van de grond te komen heel diep zit.

Share

Nu is het donker

Nog even en de dagen worden langer. Nu is het donker, koud, korte dagen, het weer duwt me naar binnen. Om tien uur ’s avonds naar bed om te gaan slapen. Warm en behaaglijk diep slapen. Rusten, een winterslaap, tandje terug en behaaglijk binnen met de gedachten aan het licht en lange dagen die uitnodigen.

De winter is naar binnen gericht. Het geeft mij de tijd voor reflectie. Ik denk aan het afgelopen jaar en wat ik allemaal heb beleefd en gedaan. Vandaag is weer zo’n dag. Mijmeren en voor mij uit staren. De foto’s op mijn telefoon bekijken. Veel gezien, gedaan, geweest. Waar sta ik volgend jaar? De snelheid waarmee de tijd mij passeert verrast.

De winter als accu. De rust. Het is verleidelijk om te slapen. Een groot glas speciaal bier. Slapen in de bus, liggen op de bank. De hond laat zichzelf wel uit. Het gordijn voor de deur. Toch naar buiten…de basis voor de zomer leg je in de winter. Maar de virussen dan? Verkouden worden of erger nog…de ongewenste griep krijgen!

Lange dagen maken trainen lang. De winter kort in. De fiets verstoft. Dan maar de ’binnen trainer’ aansluiten. Het weerbericht is bijzaak. De dagen zijn lang en het licht kort. De laatste weken vol met werken. Opbouwen voor als het straks vanwege het vele fietsen niet meer kan. Nu ook daar een basis leggen om straks volgens planning te gaan bewegen. Ergens is er ook de relativering dat het nog steeds een hobby is. Toch blijft het rondzingen in mijn hoofd “Een goede voorbereiding is het halve werk.” De helft van de helft van de helft zit in materiaal, begeleiding en in voeding en rust. De andere helft van de helft van de helft in de steun van mijn lief, familie, vrienden en iedereen die mij de ruimte geeft. De overige delen zijn voor kilometers maken, trainen, en krachttraining, fitness, jakkeren over kasseien, de heuvels op, de bergen in. De tijd aan mijn zijde.

De gesprekken. Over anders eten, stoppen met suiker en alcohol, minder vet. Het nadenken over trainingen, de wekelijkse variatie in fietsen en dan de oefeningen voor de rompstabiliteit, het maken van plannen voor het voorjaar. Welke ritten wel en welke niet. Ik besluit de week weg naar Girona met fietsvrienden af te zeggen omdat het niet past in de voorbereiding naar de start toe. In plaats daarvan gaan we met z’n tweeën naar de Alpen. In de oude Kip caravan. Een maand voor de Tour.

Het is vooruit kijken In een tijd die meer naar binnen gericht is. Het zijn de ongewone zaken en daar door nog niet gewoon. Het laat geen ruimte toe voor half werk. Nu is de tijd van voorbereiden en nadenken. Ook dan is het naar binnen gericht. Dus dit ook. Vanuit het donker naar het licht.

Share