Drie dagen naar Limburg. Als ik dat aan het begin van het jaar zeg staat het synoniem voor het mooiste feest van het jaar. Nu staat het voor drie dagen trainen. Op de fiets door het Heuvelland en de Ardennen. Het is de één na laatste week dat ik nog flink op de pedalen mag gaan staan. De laatste week is absolute rust en volgende week nog wat rondfietsen en een training van vier uur op zaterdag. Het schematisch trainen werpt zijn vruchten af. De hele voorbereiding doet dat trouwens. Op één ding na. Daarover later meer. Er zit trouwens wel een keerzijde aan al die kilometers maken. Mijn kleding zit te ruim. Ik eet meer dan normaal. Onderdelen van de fiets verslijten sneller. De sportvoeding is niet aan te slepen. Ik zie mijn fietsmaten minder omdat we op andere tijden fietsen en ik me aan mijn trainingsschema aanpas. Daar hebben zij niets mee. Sterker nog…dat hoeft ook niet. Ik snoei de haag niet want dat kost te veel energie die ik nodig heb op de fiets. Mijn werk wordt anders verdeeld. Ik ga vroeger naar bed. Ben ruim zes kilo lichter. Bij de fietsenmaker zeggen ze al ‘Heej Cor, jij staat al behoorlijk droog en scherp zeg.’ Allemaal vanwege dat ritje? Ja! Waarom dan? Fietsen is anders dan wielrennen. Een wielertoerist is geen professioneel wielrenner. Maar ik merk wel dat wanneer ik als wielertoerist de Tour de France ga fietsen de puntjes op de i worden gezet. Dat moet zelfs. Het is een Tour met de meeste hoogtemeters boven de 2000 meter. Kennser zeggen zelfs dat het nooit eerder zo’n klimmerseditie is geweest. Onvoorstelbaar man! Wat komt daar veel bij kijken. ‘Tja’, zul je zeggen, ‘Moet dat dan?’ Nee. Dat moet niet maar mag wel en verstandig is het zeker. Oh ja? Ja! Neem nou de afstelling van de fiets. Als ik een dag een lange rit maak en ‘het zit niet zo lekker’ ga ik de dag erna niet. Of een paar dagen niet. Dan trekt het weer bij en hoppetee, volgende rit geen centje pijn. Maar met drie weken lang op een rukzadel zitten…eeuh…dat is andere koek.

Nu kom ik bij datgene wat mij behoorlijk irriteert. Mijn zitvlak. Dat blijft problematisch. Ik ben ondertussen een deskundige op dat vlak. En dat zit mij niet lekker. Oh nee? Nee! Andere broeken, andere zadels, twee fietsmetingen met wisselend resultaat, de verzorging van het zaakje, preventief smeren, schoonhouden, olie, zalf, andere onderbroeken, speciale bescherming in de vorm van stickers, antibioticum zalf. Ik heb al van alles gedaan en geprobeerd. Een paar jaar geleden ben ik zelfs geopereerd aan mijn perineum. Fietsers onder elkaar hebben het er niet zo snel over. Want vertel maar eens wat er daar beneden aan de hand is. Je geneert je toch? Zelfs bij de huisarts kwam het er de eerste keer hakkelend uit. “Doe je broek en onderbroek maar uit. Dan zal ik eens kijken wat er scheelt. Oei! Dat ziet er inderdaad niet goed uit.” Doorverwijzing gekregen en toen ik in het ziekenhuis weer de zaak aan het licht bracht kon de arts mij ook niet helpen. “Niet meer fietsen of alles ontharen. Dat is het beste.” Nou bedankt. Dat zal niet gaan meneer. De Tour komt er aan. En de hele zwik ontharen is te duur en te laat. Dus daar zat ik met mijn goede wil en super voorbereiding. We hebben het nu over drie maanden geleden. Ik moest er dus maar mee leren omgaan… Alles heb ik geregeld en gepland. Overal is een antwoord op. Niets is onmogelijk. Dan gaat dit ook lukken. Ik zet door en het gaat goed komen. Dat was toen.

Tot twee weken geleden ik in de Alpen ging trainen en dit weekend drie dagen in Limburg. In de Alpen kwamen de bultjes weer. Ja. Alpen en bulten. Wat een combinatie. En ze werden harder en groter. Maar ik hield het vol. De bulten werden uiteindelijk bultjes. Pfff..zou het dan toch? Eergisteren na een korte rit voelde het niet lekker daar beneden. Dat trekt wel bij dacht ik. Ik vlak het maar wat af. Gisteren een lange trainingsrit in het Heuvelland…en na een paar uur voelde ik dat het klimmen pijnlijker werd dan normaal. In mijn lies begon het te duwen. Alsof er een tuinboon in mijn broek was gevallen. Die duwde bij elke trapbeweging. En als je klimt zit je anders op je zadel. De druk neemt toe. De positie van het bekken verandert. De pijn nam toe en ik verbeet hem. Na het douchen waren de rapen gaar. De tuinboon was groter, dikker, harder en pijnlijker. Het zal toch niet? Kan ik wel starten met dat daar beneden? Ik belde een bevriende dermatoloog op. ‘Er zijn oplossingen. Een donut van schuimrubber maken en er op leggen zodat er geen druk meer op komt. De andere is open snijden, leegdrukken en alles er uit halen inclusief het haarzakje. Een incisie van hooguit 4 mm en het is gepiept. Helaas ben ik verhindert anders had ik je maandag graag geholpen. Als het snel gebeurd ben je 5 juli klaar voor de Tour. Zeker weten hoor. Dat geneest snel.’ Mijn angst sloeg om in opluchting en hoop. Er is redding mogelijk! Ik bedankte hem voor zijn onbetaalbare advies. En nu? Naar de dermatoloog. Maar het is zaterdag. Morgen eerst nog trainen en maandag bellen! Het is nu of nooit. Ik moest mijn gedachten verzetten ging op tijd naar bed. Lezen ontspant en met een Tourspecial in de hand viel ik in slaap. 

De pijn was er nog steeds toen ik wakker werd. De hele rit vandaag voelde ik mijn tuinboon. Het lijkt ondertussen wel een aardappel. De klimmen in de Ardennen waren genadeloos. Alsof er met een stok in mijn lies werd gepord! Ik schreeuwde het uit. Vloekte alles bij elkaar. De onmacht zocht zo zijn uitweg. Van alles wat ik kan voorbereiden is dit het enige dat niet lukt. Vandaag vlogen mijn gedachten drie kanten op. Kan ik wel gaan en fiets ik de Tour uit? Kan ik niet gaan? O zal ik gaan maar moet ik opgeven en fiets ik ‘m niet uit? Ik ga en fiets ‘m uit. Maar daarvoor moet ik eerst het geluk aan mijn zijde gaan krijgen. Rust, reinheid, regelmaat. Suiker er helemaal uit. En een arts die mij zo snel mogelijk gaat helpen. Mijn ‘zaakje’ regelt. Een ‘zaakwaarnemer’ heb ik niet nodig. Wel iemand die mijn ‘zaken’ in goede banen leid. En blijft het weg als het er uit is? Het kan toch niet zo zijn dat dit, twee weken voor de start, roet ik het eten gaat gooien.

Ik wordt op de proef gesteld zeg. Onvoorstelbaar! Dit had ik niet voor mogelijk gehouden. Dat ik iedere keer weer door ga en niet op geef verbaasd mij. Bijna vijftig en toch ken ik mezelf nog niet helemaal. Ik geef niet op. Ik ga door de vermoeidheid heen, trainen met slecht weer, door de pijn, accepteer de eenzaamheid wanneer ik in mijn eentje aan het fietsen ben, ontzeggen mezelf bezoek, ik doe bijna alles anders dan ik gewend ben. Het is echt een bijzondere levensfase. En ik ben zo dankbaar dat ik dit mag meemaken. Na zes maanden voorbereiden ben ik wel klaar voor de start van de Tour. Opgeven wil ik niet en is niet nodig. En ik weiger de handdoek in de ring te gooien vanwege zo’n verrekte derde bal. De schrik van elke wielrenner. Ik heb er geen schrik voor! D’r uit met die etter. De ballen!