Mosterd.

Mijmeringen

Ik ben wakker geschrokken. Nu ik niet kan fietsen heb ik tijd om andere dingen te doen. Denken en doen. De aandacht verleggen. Mijn werkkamer opruimen, de was doen en mijn fietskleding gesorteerd. Met name de broeken en shirts. Alle te grote broeken bonjour ik er uit. Geen zwevende zemen, lubberende pijpen en flapperende bretels meer. De wind waait niet meer via de te ruime shirts naar mijn zuidpool om daar de ijsblokjes te laten groeien. Die te ruime shirts waren ooit nuttig. Nu niet meer. Weggooien is zonde dus gaf ik ze weg. Dat is ook een manier van weggooien alleen voor hergebruik en uitgestelde enkele reis naar de container, naar een tweede leven.

Dat is mijn wielerleven ook. Of heb ik er daar meer dan twee? Het eerste was toen ik in de jaren tachtig de Tour voor het eerst zag. Ik was klein, een jaar of negen. Voetbalde maar wilde stampen en stoempen door de bossen en over zandwegen en het asfalt. Gesmoord in de kinderschoenen. Toen mijn allereerste echte nieuwe zelfverdiende racefiets. Zelf gekocht. Een stalen frame. Met zwabberwielen. Niet het beste materiaal. Wel de eerste echte. Gefietst, gezweet, met triatlon gebruikt. De tienerjaren. Vreselijk mezelf onderschat. Veel complimenten ontvangen maar niet klaar om door te gaan. Gestopt als twintiger. De derde in mijn dertiger jaren. Wel het geld, niet de vrijheid. Pas in mijn vierde leven in West Brabant veerde ik op. Herrijzenis na diepe dalen en een harde smak op de klinkers en de weg naar mijn eerste Tour. Nu ik hier sta besef ik dat mijn vijfde wielerleven er aan komt. Het vijfde hoofdstuk en het tweede deel. Deel een was voor de Tour van dit jaar. Deel twee begon op vijf juli. De dag der dagen. Mijn geboortedag. De start van de Tour in Brussel werd mijn nieuwe start. Anders dan verwacht staat vijftig voor mijn vijfde wielerleven. Een vijfde leven dat een andere koers bepaalt dan ik voor ogen had. Net als in het wielrennen. Dat mijn leven een koers in een koers is. Dat de paralellen elkaar gaan raken en kruisen.

Is dat de zin van dit nieuwe begin. Dat het mij laat voelen en iets te zeggen heeft. Dat het plannen, structureren, discipline onderdeel zijn van een groter geheel. Dat mijn leven zich weerspiegelt in mijn fietstochten en de doelen die ik stel en bereik. Meer en meer kom ik tot de ontdekking en het geloof dat het leven niet maakbaar is. Dat liefde voelen en geven, leven met een open hart, doen waar je blij van wordt, rust, ruimte en toewijding kan leiden tot een mooiere toekomst. Niet alleen voor mezelf. Ook voor de mensen die ik ontmoet en raak. Is dat de mosterd die ik proef?

Share

De route.

De route

Het verdriet duwt de pijn aan de kant

De frustratie maakt het draaglijk

De wijn verzacht de rauwe randjes

Het winnen van de renner

De euforie van de victorie

De ongecontroleerde emotie

Het is de koers

Die het lijden verheerlijkt

Die mijn zelfmedelijden verzacht

Het ongepaste zeveren

De schaamte voorbij

De dag glijdt 

Het is minder pijnlijk

De onfortuinlijke klaagt

De renner jankt

Het is van voorbijgaande aard

De schade niet minder groot

De pijn overheerst

Het missen van een kans

De glorie van de zelfoverwinning

De loutering van de verlegde grenzen

Het is zo

Maar niet minder hard. Salute!

Share

Ding dong.

Het is twee weken geleden dat ik aan de bel trok. De noodklok luidde. Ik liet de klokken luiden. Mijn noodsignaal had zijn weerklank en de Tour toeterde voorbij. De 5e juli zou ik starten. De dag van mijn 50e verjaardag. Op mijn verjaardag zit ‘s ochtends de hut vol bezoek. Mijn lief verraste mij. Ze had geregeld dat vrienden mij kwamen uitzwaaien. Niet naar Brussel. Maar dit keer naar mijn specialist. We vierden mijn verjaardag. Lachten en lieten een traan. Het hele huis vol toffe mensen. Het was hartverwarmend en de aandacht deed mij goed. De steunbetuigingen via social media en persoonlijke berichten was overweldigend. Het maakt blijkbaar iets los bij de lezers van mijn blog. Dank jullie wel voor de steun en vertrouwen in een goed herstel en nieuwe kansen. Frans wijd zijn column in de Limburger aan mijn ‘zaakje’. Wielerhelden zijn er in allerlei soorten en maten. Zo bezig zijn met sporten is ook omgaan met tegenslagen. Mooi dat hij dat ziet en het deelt. Dank je wel Frans. ‘s Middags trakteerde ik echte Limburgse vlaai aan mijn trouwe fietsenmakers. Samen vieren doe je in goede en in slechte tijden. Mijn klokkenspel zingt nu een toontje lager. ‘Als het maar geen zwanenzang wordt’, denk ik als de pijn toeneemt. Maar dat helpt mij niet. Dat klinkt in mijn beleving niet goed en past niet bij mij. Ik zoek de juiste toon. Wil de juist snaar weer raken. Het geluid horen dat toekomstgericht is. Het echoot in mijn gedachten. ‘Nieuw ronde nieuwe kansen.’ Bij wielrennen hoort vallen en opstaan. Opkrabbelen. Dus krabbel ik door. Ik ga van de nood een deugd maken. Van bitter naar bitterzoet. Wat in het vat zit verzuurd niet. Want verzuren is niet zo ‘mijn ding’. Alleen als ik een ééndaagse fiets. Dan verzuur ik graag mijn benen. Van 50 en 100 naar 2020 en 51. De symboliek van de getallen spreekt ook volgend jaar voor mij. Niet wachten tot dat de Tour weer in Nederland start. Geen jaren wachten. Nice of Kopenhagen. En de Vuelta passeert  volgend jaar Oosterhout en Breda. Ik zie de stickers op de stuurpennen met de hoogtepunten per rit. Mijn kaderplaatjes liggen op tafel. Zo goed als nieuw. Het is een kwestie van herschrijven en ik heb er voor een volgende toer. Het is een kwestie van een nieuwe koers bepalen.

De Tour gaat nu door de Champagne streek op weg naar de Vogezen. Het inspireert mij om ‘s avonds bij het kijken van Vive le Vélo zelf een fles te openen. Het smaakt naar meer. Meer champagne. Zo voelt het dus om een wielerheld te zijn. Gezondheid!

Share

Klotezooi!

Ergens eind juli begin augustus vorig jaar zag ik de aankondiging voorbij komen. De Tour voor liefhebbers wordt weer georganiseerd. De gedachte dat ik de rit van mijn leven zou gaan kunnen gaan fietsen pakte mij. Vanaf dat moment liet ie me niet meer los. Nu, op 3 juli 2019, sta ik op het punt om die gedachte los te moeten laten.

Vorige week is een zwelling ter grote van een vingerkootje en een bult operatief verwijderd uit mijn zitvlak. De derde bal zoals het in wielertermen heet maakte het onmogelijk om pijnloos te fietsen. Ik kan pijn wel verdragen hoor. Een paar dagen lukt me makkelijk. Maar dit was van een andere orde en grote. De operatie verliep goed. Het herstel ook. De wonden waren dicht, geen rode randen of overdreven zwellingen. Keurig netjes. Tijdens de controle was de specialist lovend. “Die zien er goed uit kerel, dit maak je zelden mee, prachtig genezen. Als het herstel zo doorgaat kun jij  gaan fietsen hoor.” De eerste dagen na de ingreep dacht ik nog aan het missen van een paar dagen. De eerste etappes in België haal ik later wel in. Dan gaan we met de caravan naar Vlaanderen en de Vogezen. De start in Brussel ik dan mee en zwaai de groep uit. Terug naar huis en dan sluit ik vanaf de zevende etappe aan. Dan kan ik thuis alles goed laten genezen. Dat was een alternatief. Ik zweefde van geluk. Toen ik naar buiten liep kwam de spanning er uit. ‘Het kan dus toch nog. Het gaat me lukken.’ Ik had dagen op bed gelegen, gerust, goed gegeten, lucht er aan, niet te veel bewogen, af en toe zitten om niet te veel druk daar neer te leggen, veel gedronken. Echt alles gedaan om snel beter te zijn. Ik schrok me echter kapot toen ik ‘s avonds de wonden nog een keer bekeek. En terecht. Een wond was open gaan staan! Al die dagen was ie dicht geweest en nu niet! Wat is er gebeurd? Vandaag schrok ik nog harder. De opening is groter en dieper. Bijna twee centimeter en een halve centimeter diep. Het laatste woord is nu aan de artsen. De huisarts belde mij net. Driemaal daags spoelen met lauw water. Als de wond roder wordt of pijn gaat doen meteen bellen voor een afspraak. Hechten mag niet meer. Het moet nu dichtgroeien. Vrijdagmiddag controle bij de specialist. Daar moet ik het mee doen. Ik heb de touroperator gebeld en alles verteld. Eerlijk gezegd weet ik het niet meer. Dit kan niet, het is onverantwoord hiermee op de fiets te springen. Nu zeker niet en over een week verwacht ik het ook niet. Dat schrap ik ook al. Ik zie het niet zitten dat de wond over een week belastbaar is. Voor mij houdt het hier op. De Tour kan ik vergeten. Zoals het er nu voor staat kan ik niet anders dan voor mijn gezondheid kiezen. Op dezelfde manier als waarop ik kies om gezond toe te werken naar het fietsen van de Tour.

Ik lig op bed en staar voor mij uit. Pak de telefoon en kijk even op social media. Omdat ik moet liggen was het, dacht ik, een welkome afleiding. Integendeel. In de tijdlijnen zie ik foto’s en berichten over wielrennen, voorbereidingen voor de Tour, nieuws over de Tour, mensen op de fiets die lachen en genieten van het buiten sporten. Ik ben er klaar voor. Alles is klaar. Mijn fietsen, materiaal, kleding, voeding, alles! Ik kan gewoon starten. Maar dit gooit mijn droom in duigen. Ik geloof het zelf nog niet. Dit bestaat niet! Negen maanden hard werken. Vol ambitie toewerken naar de rit van mijn leven. En dat moet ik een week voor het vertrek uit mijn hoofd zetten? Vijftig worden op de dag van het vertrek, de symboliek ten top! Ik kan er niet bij dat het mij niet gegund wordt. Alles heb ik er voor over gehad. Alles aan de kant gezet. Vrienden, familie, werk, voeding, leefstijl. Alles zat tot nu toe mee. En daar waar het nodig was stelde ik doelen bij. Paste ik me aan. Handelde naar de omstandigheden. Iedereen helpt en werkt mee. Nu nog steeds. Mijn vriendin staat me met alles wat ik doe en wat er speelt bij. Vol liefde en met plezier zijn we samen bezig geweest de afgelopen maanden. Mijn trainer die maatwerk leverde, mij soms moest afremmen of stimuleren als het even zwaar werd. De fietsenmaker heeft mijn fietsen in nieuwstaat gebracht en klasse werk afgeleverd. Familie en vrienden die me steunen. De fysio die mij behandelde. Werk dat verdeelt werd en tijd die ik kreeg van de mensen waar ik mee samenwerk. Ik ben overladen met berichten, kaarten en aandacht van mensen die meeleven. Dat doe me goed, het is hartverwarmend en geeft me moed en steun en ik ben er dankbaar voor. Het maakt het afwachten en niets doen draaglijker. Ik was ook heel positief en tot eergisteren hoopvol. Maar deze ontwikkeling zag ik niet aankomen. Deze komt uit onverwachte hoek. Wellicht heb ik de ogen gesloten voor iets wat onafwendbaar was.

Wat nu? Hoe kan ik dit ooit nog eens meemaken? Valt mijn droom echt in duigen? Krijg ik ooit weer eens de kans? Je moet de momenten pakken als ze er zijn, als de sterren goed staan en je de kansen krijgt. Het is blijkbaar een ander moment en daar moet ik bij mij neerleggen. Niet uit vrije wil. Mijn fietsershart zegt ‘Fietsen man!’ maar al het andere zegt dat ik mijn verstand moet gebruiken. Klotezooi! Dag Tour…

Share

Het ei wordt gelegd.

Morgen is het zover. Binnen 48 uur na mijn noodsignaal kan ik terecht in het ziekenhuis voor een spoedoperatie aan mijn zitvlak. Om 11 uur melden. Het zijn spannende tijden. De arts die ik vandaag sprak zei heel nuchter “Profs fietsen hier de Tour niet mee.” Ik zei niets. Liet het binnen komen. Uren later had ik het antwoord klaar. “Ik ben geen prof maar gewoon een wielertoerist die een droom waar gaat maken. Dus dat komt goed.” Voordat ik er zo over dacht zat ik wel even in de piepzak. Van de vier slechte opties koos ik de minst slechte en met de meeste slagingskans. Niet meer fietsen. Nee! De Tour afzeggen. Nee! Opereren en alle tijd nemen en niet starten. Nee! Opereren en er alles aan doen om te starten. Ja!

De 26e juni…negen dagen voor de start in Brussel. Negen dagen herstel. Als het niet goed sterk genoeg is ga ik mee en sla wellicht de eerste etappe’s over. Ik heb mijn trainer gebeld en hij heeft alle vertrouwen in mijn herstel. Mijn bloeddruk is 113 bij 75. Rustpols 45. Gewicht 82 kilo bij 1.90 meter. Droge benen waar de aderen op te zien zijn. Ik sta scherp. Heb zoveel positieve energie en zo’n sterk gevoel dat het goed gaat komen. Nu is het rust, rust, rust en herstellen. De eerste week van de Tour herstellen en op mijn tellen letten. 

Vanmiddag fietste ik naar het winkelcentrum op mijn stadsfiets. De allerlaatste kilometers. Nog snel wat boodschappen doen en ik kocht spontaan een staatslot. Het geluk lacht mij toe. Mensen lachten naar mij, groeten en waren vriendelijk en opgewekt. Op naar 5 juli. Vive le France, vive le Tour, vive le Vélo en vive le Cor! 

PS: steek een kaarsje aan, denk aan mij. Dank je wel 🙂   

Share

De ballen.

Drie dagen naar Limburg. Als ik dat aan het begin van het jaar zeg staat het synoniem voor het mooiste feest van het jaar. Nu staat het voor drie dagen trainen. Op de fiets door het Heuvelland en de Ardennen. Het is de één na laatste week dat ik nog flink op de pedalen mag gaan staan. De laatste week is absolute rust en volgende week nog wat rondfietsen en een training van vier uur op zaterdag. Het schematisch trainen werpt zijn vruchten af. De hele voorbereiding doet dat trouwens. Op één ding na. Daarover later meer. Er zit trouwens wel een keerzijde aan al die kilometers maken. Mijn kleding zit te ruim. Ik eet meer dan normaal. Onderdelen van de fiets verslijten sneller. De sportvoeding is niet aan te slepen. Ik zie mijn fietsmaten minder omdat we op andere tijden fietsen en ik me aan mijn trainingsschema aanpas. Daar hebben zij niets mee. Sterker nog…dat hoeft ook niet. Ik snoei de haag niet want dat kost te veel energie die ik nodig heb op de fiets. Mijn werk wordt anders verdeeld. Ik ga vroeger naar bed. Ben ruim zes kilo lichter. Bij de fietsenmaker zeggen ze al ‘Heej Cor, jij staat al behoorlijk droog en scherp zeg.’ Allemaal vanwege dat ritje? Ja! Waarom dan? Fietsen is anders dan wielrennen. Een wielertoerist is geen professioneel wielrenner. Maar ik merk wel dat wanneer ik als wielertoerist de Tour de France ga fietsen de puntjes op de i worden gezet. Dat moet zelfs. Het is een Tour met de meeste hoogtemeters boven de 2000 meter. Kennser zeggen zelfs dat het nooit eerder zo’n klimmerseditie is geweest. Onvoorstelbaar man! Wat komt daar veel bij kijken. ‘Tja’, zul je zeggen, ‘Moet dat dan?’ Nee. Dat moet niet maar mag wel en verstandig is het zeker. Oh ja? Ja! Neem nou de afstelling van de fiets. Als ik een dag een lange rit maak en ‘het zit niet zo lekker’ ga ik de dag erna niet. Of een paar dagen niet. Dan trekt het weer bij en hoppetee, volgende rit geen centje pijn. Maar met drie weken lang op een rukzadel zitten…eeuh…dat is andere koek.

Nu kom ik bij datgene wat mij behoorlijk irriteert. Mijn zitvlak. Dat blijft problematisch. Ik ben ondertussen een deskundige op dat vlak. En dat zit mij niet lekker. Oh nee? Nee! Andere broeken, andere zadels, twee fietsmetingen met wisselend resultaat, de verzorging van het zaakje, preventief smeren, schoonhouden, olie, zalf, andere onderbroeken, speciale bescherming in de vorm van stickers, antibioticum zalf. Ik heb al van alles gedaan en geprobeerd. Een paar jaar geleden ben ik zelfs geopereerd aan mijn perineum. Fietsers onder elkaar hebben het er niet zo snel over. Want vertel maar eens wat er daar beneden aan de hand is. Je geneert je toch? Zelfs bij de huisarts kwam het er de eerste keer hakkelend uit. “Doe je broek en onderbroek maar uit. Dan zal ik eens kijken wat er scheelt. Oei! Dat ziet er inderdaad niet goed uit.” Doorverwijzing gekregen en toen ik in het ziekenhuis weer de zaak aan het licht bracht kon de arts mij ook niet helpen. “Niet meer fietsen of alles ontharen. Dat is het beste.” Nou bedankt. Dat zal niet gaan meneer. De Tour komt er aan. En de hele zwik ontharen is te duur en te laat. Dus daar zat ik met mijn goede wil en super voorbereiding. We hebben het nu over drie maanden geleden. Ik moest er dus maar mee leren omgaan… Alles heb ik geregeld en gepland. Overal is een antwoord op. Niets is onmogelijk. Dan gaat dit ook lukken. Ik zet door en het gaat goed komen. Dat was toen.

Tot twee weken geleden ik in de Alpen ging trainen en dit weekend drie dagen in Limburg. In de Alpen kwamen de bultjes weer. Ja. Alpen en bulten. Wat een combinatie. En ze werden harder en groter. Maar ik hield het vol. De bulten werden uiteindelijk bultjes. Pfff..zou het dan toch? Eergisteren na een korte rit voelde het niet lekker daar beneden. Dat trekt wel bij dacht ik. Ik vlak het maar wat af. Gisteren een lange trainingsrit in het Heuvelland…en na een paar uur voelde ik dat het klimmen pijnlijker werd dan normaal. In mijn lies begon het te duwen. Alsof er een tuinboon in mijn broek was gevallen. Die duwde bij elke trapbeweging. En als je klimt zit je anders op je zadel. De druk neemt toe. De positie van het bekken verandert. De pijn nam toe en ik verbeet hem. Na het douchen waren de rapen gaar. De tuinboon was groter, dikker, harder en pijnlijker. Het zal toch niet? Kan ik wel starten met dat daar beneden? Ik belde een bevriende dermatoloog op. ‘Er zijn oplossingen. Een donut van schuimrubber maken en er op leggen zodat er geen druk meer op komt. De andere is open snijden, leegdrukken en alles er uit halen inclusief het haarzakje. Een incisie van hooguit 4 mm en het is gepiept. Helaas ben ik verhindert anders had ik je maandag graag geholpen. Als het snel gebeurd ben je 5 juli klaar voor de Tour. Zeker weten hoor. Dat geneest snel.’ Mijn angst sloeg om in opluchting en hoop. Er is redding mogelijk! Ik bedankte hem voor zijn onbetaalbare advies. En nu? Naar de dermatoloog. Maar het is zaterdag. Morgen eerst nog trainen en maandag bellen! Het is nu of nooit. Ik moest mijn gedachten verzetten ging op tijd naar bed. Lezen ontspant en met een Tourspecial in de hand viel ik in slaap. 

De pijn was er nog steeds toen ik wakker werd. De hele rit vandaag voelde ik mijn tuinboon. Het lijkt ondertussen wel een aardappel. De klimmen in de Ardennen waren genadeloos. Alsof er met een stok in mijn lies werd gepord! Ik schreeuwde het uit. Vloekte alles bij elkaar. De onmacht zocht zo zijn uitweg. Van alles wat ik kan voorbereiden is dit het enige dat niet lukt. Vandaag vlogen mijn gedachten drie kanten op. Kan ik wel gaan en fiets ik de Tour uit? Kan ik niet gaan? O zal ik gaan maar moet ik opgeven en fiets ik ‘m niet uit? Ik ga en fiets ‘m uit. Maar daarvoor moet ik eerst het geluk aan mijn zijde gaan krijgen. Rust, reinheid, regelmaat. Suiker er helemaal uit. En een arts die mij zo snel mogelijk gaat helpen. Mijn ‘zaakje’ regelt. Een ‘zaakwaarnemer’ heb ik niet nodig. Wel iemand die mijn ‘zaken’ in goede banen leid. En blijft het weg als het er uit is? Het kan toch niet zo zijn dat dit, twee weken voor de start, roet ik het eten gaat gooien.

Ik wordt op de proef gesteld zeg. Onvoorstelbaar! Dit had ik niet voor mogelijk gehouden. Dat ik iedere keer weer door ga en niet op geef verbaasd mij. Bijna vijftig en toch ken ik mezelf nog niet helemaal. Ik geef niet op. Ik ga door de vermoeidheid heen, trainen met slecht weer, door de pijn, accepteer de eenzaamheid wanneer ik in mijn eentje aan het fietsen ben, ontzeggen mezelf bezoek, ik doe bijna alles anders dan ik gewend ben. Het is echt een bijzondere levensfase. En ik ben zo dankbaar dat ik dit mag meemaken. Na zes maanden voorbereiden ben ik wel klaar voor de start van de Tour. Opgeven wil ik niet en is niet nodig. En ik weiger de handdoek in de ring te gooien vanwege zo’n verrekte derde bal. De schrik van elke wielrenner. Ik heb er geen schrik voor! D’r uit met die etter. De ballen!

Share

Vader voor het leven.

Vaderdag. Morgen is het dat weer. Dan komen de kleintjes met tekeningen en zingen ze liedjes voor hun vader. Springen ze op het bed en knuffelen je. Dat doen ze als ze klein zijn. Moeder weet er van want ze hebben het samen bekokstoofd: ‘We gaan papa morgen verrassen! Jaaaaa! Leuk. En dan geef ik hem mijn tekening. Kijk mama. Mooi hè? Ja heel mooi. Papa vind het vast heel leuk.’ Ik stel me voor dat het zo zou gaan als ze weer klein zouden zijn. Ze zijn niet klein. Ze zijn zeventien en negentien. Toch kon het vroeger zo zijn gegaan. Of het zo ging weet ik niet meer zeker. Wellicht de eerste keer. Daarna ging het waarschijnlijk anders. Ik weet het niet meer. Wellicht verdrongen. Dan is dat pijnlijk goed gelukt. Vandaag fietste ik langs een restaurant op het platteland van West Brabant. Daar heb ik twee keer iets gegeten en gedronken en de eerste keer was met mijn zoon. Hij kwam voor het eerst alleen met de trein en we gingen samen fietsen. Na twintig kilometer had hij het wel gehad. Na taart, koffie en ice tea was het vol te houden tot thuis. Het was geweldig! Gisteren zat ik in Breda op een terras. Het was warm zo vol in de zon. Ik dacht aan een jaar geleden. Toen zat ik daar een middag lang met mijn dochter. We dronken en aten. Vertelden elkaar verhalen. Zij was die dag met de trein naar mij toe gekomen. De eerste keer alleen naar haar vader. Ik voelde mij de koning te rijk om met haar daar te kunnen zitten. Kinderlijk blij en zielsgelukkig! Dat voelde ik ook toen ik met mijn zoon aan de taart zat en we schijt hadden aan het fietsen. Samen zijn en tijd voor elkaar hebben vonden we veel belangrijker. Het fietsen was bijzaak. De stad was bijzaak. Waar het om ging waren wij. Mijn zoon en dochter die bij mij zijn. Dat telt.

Morgen is het weer vaderdag. Een dag die voor mij gerust afgeschaft mag worden. In mijn beleving voegt die niets toe aan het vader zijn. Dat ben je niet op die ene zondag in juni. Het is voor mij een gekunstelde, verzonnen dag die onvoldoende recht doet aan het vader zijn. De rol van vader had ik mij destijds anders voorgesteld dan zoals ik ‘m nu vervul. Vervul ik ‘m wel? De afgelopen weken lijkt het wel alsof ik alleen maar vaders met kinderen zie. Samen zie. Zij aan zij lopen met de armen over elkaars schouder. Kijkend naar Pinkpop zie ik, dat is mijn aanname, ouders met hun kinderen op het festivalterrein. Ik zie vaders met hun kinderen fietsen, een vader naar een kampioenswedstrijd van zijn dochter gaan, foto’s van gala avonden van geslaagden. En dan denk ik terug aan de gala avonden van mijn kinderen. Hoe ik mijn dochter na twee jaar eindelijk weer zag. Vijf minuten die voor mij een dag duurden. Alsof ik naar de rode loper ging waar een popidool zich liet zien. Een omhelzing, het gevoel ze weer bij mij te hebben, dat ik ze nooit meer wil loslaten. Die avond vlogen er van allerlei gedachten door mijn hoofd. Dat ik met haar mee naar binnen wilde lopen en haar begeleider van de avond wilde zijn. Dat ik buiten bleef staan wachten en hoopte dat ze nog even naar buiten zou komen om in mijn oor te fluisteren; ‘Hoie pap, fijn dat ik je weer heb gezien!’ Dat ik gezien wordt. De andere gala avond is vorige jaar helemaal aan mij voorbij gegaan. Mijn zoon is geslaagd. Geweldig voor hem! Geen gala bezoek. Dat was het. 

En zo gaat het al acht jaar sinds de scheiding en ging het jarenlang daarvoor op een vergelijkbare manier. De vaderrol die ik droomde is in duigen gevallen. Mijn idealen en dromen zijn onbekend voor mijn kinderen. Ik vraag me vaak af of ze wel weten wie ik ben en waar ik voor sta in het leven. Of ze weten wie ik echt ben. In het echt. En dan bedoel ik niet de man die ver weg woont omdat… Zonder aannames of oordelen. De veroordeling voorbij. Zonder vooringenomenheid of vermoeden. Zonder de schaarse momenten dat we elkaar zien en te weinig van elkaar weten om een dag te vullen. Een dag is al een zeldzaamheid. Ik denk er elke dag aan. Elke dag mis ik ze. Voordat het verlangen en droefheid me te veel wordt en mij bij de keel grijpt zeg ik tegen mezelf dat dit niets met mij te maken heeft. Als ze hier zouden leven zou ik zien dat het echte pubers zijn die hun eigen leven, taal en manieren hebben. Daar horen geen ouders bij. Jawel, om te halen en te brengen. De was te doen, eten te koken, ze te helpen met huiswerk, bijbaantjes, ze te ondersteunen alles waar dat puberbrein de handen vol aan heeft. Dan bagatelliseer ik het weg. Uit lijfsbehoud. Maar wat zou ik ze graag mee opvoeden. Ik weet dat het onmogelijk is. Het is niet voor niets dat hun vader en moeder niet meer samen zijn. Dat is goed zo. Sterker nog. Dat is het allerbeste. Het leven dat ze leven bevind zich in het leven van de andere ouder. Dat leven staat haaks op dat van mij. Dat mag er zijn. Dat is goed zo. Het wrange is dat met het accepteren van die situatie tegelijkertijd de consequenties van dat loslaten ongenadig hard mijn vaderrol vernietigt. Mijn dromen versplinterden als glas en het gerinkel verstomd niet. Wat voor de één vrijheid betekende is voor de ander een straf. Dat is de prijs die ik blijkbaar moet betalen. Dat is de zware last die ik bij mij draag en die elke dag mijn hart laat huilen.

Vaderdag mag van mij afgeschaft worden. Vader ben je voor het leven, niet voor één dag!

Share

Joekel van een poekel.

Een ‘joekel van een poekel.’ Zo noem ik de I’Iseran. Correctie: Zo noemde ik de Col de I’Iseran tot vandaag. Want ik ben van mening dat wij zo nog niet met elkaar om kunnen gaan. Hij staat daar ergens halverwege tussen Modane en Bourg-Saint-Maurice. Is 2.764 meter hoog en daarmee op papier een ‘joekel van een poekel.’

Ja meneertje I’Iseran. Op papier. Overal staat dat je vandaag open bent. Dus ik denk, dat mag niet te veel maar ik doe het stiekem toch, dan ga ik die als toetje van de vakantie beklimmen. Lekker naar boven. Geleidelijke klim vanaf de zuidkant. Geen gezeik met hoge percentages en nog voor het Pinkster-gepeupel met zijn motoren en sportauto’s de omgeving komt verzieken en fietsers het ravijn in duwelMaar wat doe jij? Jij wil persé dwars liggen. Want waar begin je met je bergvoetjes? Op de 7500 Modane. Ja, leuk maar waar op die postcode? Dat het de D1006 is snap ik en straks moet ik de D902 op. Maar waar heb je je stenen klompvoeten in de grond gestoken en kan ik je gaan beklimmen? Daar begint het al mee. En ik zie je ook nog niet eens staan. Je staat om de hoek. Allez, 52 kilometer klimmen. Daar heb je een punt. Dat is een pokkeneind en dan mag je je verstoppen. Ik neem die laatste opmerking terug. Het begin van jouw uitlopers zijn goed te doen. En de rest ook wel hoor. Lekker relaxed percentage en ik mag je. Je bent uitnodigend en mild voor zo’n zware, lange plattelander uit Nederland. 

Mooie dorpjes onderweg, wel wat gedateerd. Dat is bijna in heel Frankrijk zo. Dus trek je dat niet te persoonlijk aan. Maar dan. Een omleiding? De hele weg lag open in Lanslevillard. Zo’n foeilelijk ski-oord waar er veel te veel aan je voeten liggen. Man man. Dat wil je toch niet? Het is nog erger dan een pretpark! Weg ermee. Dat heb jij toch niet nodig kerel. Dus ik door de greppels klauteren en weer verder fietsen. Het is prachtig. Maar jij bent nergens te bekennen. Waar zit je? In Bessans is het adembenemend mooi. Dat heb je goed voor mekaar. Wel tien watervallen op een rij. Helder water. Muisstil. Groen gras, blauwe luchten en massieve bergketens. Mijn complimenten. Voor het eerst deze reis stond ik met de mond open. En de gast die ik al twee keer eerder passeerde haalt mij nu weer in omdat ik stil sta van verbazing. Zegt geen woord. Ken jij hem? In Bonneval-sur-Arc staat er een bord op de weg. Je bent van 13.00 tot 06.00 uur gesloten! Watte? Gesloten? Het is hier geen kroeg of meubelboulevard. Het is prachtig weer, geen vuiltje aan de lucht, ik rijd samen met mijn lief anderhalf uur met de auto naar jou toe, spring op de fiets en dan ben je dicht? Toen ben ik doorgefietst. Want als ik van zover kom wil ik je ook ontmoeten en de hand schudden. Onderweg kwam ik halverwege de kleine Col de Madeleine nog tegen. Ken je die? Nee? Niets gemist. De praat niet waard. Ze staat hier aan de D902 op 1.746 meter in een bosje wat stilletjes te lonken. Haar grote zus kwam ik van de week tegen. Die is gemener. Ik heb haar in de luren gelegd. Bij jouw doe ik dat niet maat. Maar ik heb nog wel wat op mijn lever. Luister. Je hebt van die mooie bordjes langs de kant van de weg laten zetten met ‘Territoire d’exeption’ en ‘Vous entrez dans le coeur du PARC NATIONAL de la VANOISE’. Top van je. Maar dat wil ik je de hand schudden op de top en niet op 2.148 meter moeten stoppen omdat er lawinegevaar is. Hoe koddig de bergmarmotten ook zijn, hoe liefelijk de schappen op je flanken grazen en de frisse verse bloemen open springen deze lente. Dan moet je ook de ballen hebben en je laten zien kerel! Dan ben je even geen ‘joekel van een poekel’.

Ik spreek het volgende met je af. Op donderdag 25 juli ben ik er weer. Dan fiets ik met een paar andere zotten een rondje door Frankrijk. Dan schud ik je graag de hand. Boven op de top. Ik heb sterk het gevoel dat we het goed met elkaar gaan vinden I’Iseran. Zet het D902 bordje maar alvast klaar want ik kom ‘m ophalen maat. ‘D’accord? Jusque là!’ 

Share

De éénvoud.

Na regen komt zonneschijn. Dat zeggen ze. Of nog meer regen. Of onweer. Of mist. Of toch een keer zonneschijn? Dat schoot vandaag door mijn hoofd toen ik door een suf Frans dorpje fietste. Na een dag misère besloot ik om aan het eind van de middag anderhalf uur te gaan draaien. Dat deed het in mijn hoofd al langer dus waarom de benen niet meenemen in die draaimolen?

Mijmerend staarde ik voor mij uit. De weg sinds kort bekend. De omgeving niet de mijne. Het is hier mooi. En zo mijmerend en fietsend realiseer ik mij dat ik overal te gast ben als ik niet ben waar mijn wortels liggen. Altijd een gast. Dan heb je je te houden aan de regels van de gastheer. ’s Lands regels, wetten, normen en waarden. Want anders ben je geen gast zijn waardig. Of zijn dat de normen en waarden die ik van huis uit mee heb gekregen? Dat je je aanpast aan je omgeving, je dienstbaar opstelt? Het algemeen belang voor je eigen belang stelt? Klaar staat voor een ander als ie hulpbehoevend is, je oog hebt voor de noden van je medemens, een mooiere samenleving nalaat dan je kreeg van je ouders en hun ouders en al mijn voorouders die bij mij zijn? Zo fietsend door Frankrijk denk ik aan de mensen die ik ontmoet en voor wie ik iets beteken. Op welke manier dan ook. En wat voor een effect dat heeft op onze relatie. Hoe die dan ook moge zijn? Ik zweef weg in mijn mijmeringen zonder antwoord op de vragen. Dan is het leven op de fiets simpel. Kinderlijk éénvoudig. Je fietst van het ene naar het andere punt. Met de regel dat het weer bepaald wat voor kleding je aantrekt. En je conditie bepaald hoe ver en op wat voor een manier je fietst. Meer is er niet. De fiets en je eigen bubbel.

Het moderne leven vraagt, verwacht, eist, wenst, verlangd, verleid. Zo veel dat het niet altijd overzichtelijk is. Er is zoveel dat het er niet makkelijker op maakt. De kracht van het leven is dat alles waarnemen en de éénvoud omarmen. Wellicht is dat wat mij zo aan het fietsen trekt. De éénvoud!

Share

Zwarte sneeuw.

‘Een goede voorbereiding is het halve werk’, hoor ik Marianne Vos zeggen bij de pauzeplaats van de Silver Medal toertocht. Het was herfst 2017 en het regende hard en veel, modder op de West Brabantse wegen en we stopten voor koffie met wat lekkers en wat plichtplegingen bij het gemeentehuis van Zevenbergen. Zij had als één van de weinige een tas met droge kleren bij. Terwijl wij zaten te vernikkelen en hoopten op te drogen voor we verder fietsten kwam ze terug met droge en warme kleren aan. Daar moet ik aan denken als ik de rit van gisteren weer voor de geest haal.

Daags van tevoren de routen uitstippelen. Weerbericht kijken. Kleding en eten klaar leggen. Fiets in orde maken. Op tijd naar bed. Voor alle zekerheid de route op een kartonnetje geschreven zodat ik kan spieken en niet een verkeerde afslag neem. Ik slaap uit en ga vanaf de camping in Aigueblanche via Albertville voor een rit over de Cormet de Roselend en dan in Bourg-Saint-Maurice links af naar de Col du Petit Saint Bernard. Het is de helft van etappe 20 van de Tour de France. Val Thorens heb ik eerder deze week al beklommen. Na vandaag ga ik later deze week etappe 19 van Saint-Jean-de-Maurienne naar Tignes fietsen. Dat is de planning. ‘Een goede voorbereiding is het halve werk’, toch?

In de aanloop naar deze dagen heb ik mijn trainer gebeld: “Niet te veel denken Cor. Je moet ervaring op doen. Ga maar door de pijngrens. Ga diep en vergeet die teller op je stuur. Niet naar kijken. Daags erna voel je je benen. Herstellen kun je de dag na een zware inspanning. Je moet weten wat het is. Dan kom je niet voor verrassingen te staan als je in de Tour bent. Je hebt tot nu toe precies het schema gevolgd en ga nu op gevoel aan de slag en kijk hoe ver je komt. En geniet er van. Je mag gerust plezier hebben!’ 

Eerst naar Albertville, de brug over, rechts af richting Venthon de D925 op. In de koelte klimmen vanaf de Noordkant. Heerlijk. Mooie rustige klim. Prachtig weer. Ik ontmoet een fietser die dezelfde kant op gaat. Steve. Een Australiër die hier zes maanden per jaar toertochten organiseert en de andere zes maanden in Australië woont. Wat een zwetser! Te veel, te snel, alle Franse namen in het Engels en met een zakelijke kater omdat hij dit jaar stopt met zijn reisbureau. Hij stop en gaat koffie drinken. Gelukkig. Pfffff! Soms is het tof iemand te ontmoeten. Deze keer niet. Ik ben gelukkig weer alleen en begin in het Forêt-des-Pointières aan de Roselend. Mijn hartslag is hoger dan een dag eerder op de Madeleine. Maar allez. Dat mag. Ik wordt ingehaald door drie mannen. Eén met een triatlon fiets met ligstuur. Belgen blijkt. Hun maat volgt tien minuten later. In Beaufort stop ik bij het stuwmeer voor koffie met bosbessentaart en mijn mond valt open. Zonder taart er in. Tegenover mij zie ik een muur van een berg liggen. Wat een blok steen. Met watervallen die de wel 100 meter de diepte in storten. Zonlicht dat de flanken verlicht als een zoeklicht. Prachtig. Daar moet ik heen. Bidons vullen en verder! Ik stop een paar keer en kijk haar het stuwmeer, de omgeving en de berg voor mij. Want dit geloof ik niet, zo inmens. Als ik richting de blok steen fiets zie ik dat er zich twee bergkammen boven elkaar bevinden. Ik fiets recht op de kammen af en het is net alsof de eerste zich over mij heen buigt. Alsof het dak van een stadion zich boven mij sluit. Ik knipper met mijn ogen en weet dat het niet echt is. Maar toch. Stel je voor. Door en door. De kammen over, tussen de kammen en het blok steen door en dan verandert de sfeer. Van zon en groen beland ik tussen ijs, sneeuw, grauwgrijze rotsen en smeltwater. De lucht is bewolkt en het wordt fris. Doortrappen en de hartslag niet te veel laten zakken. Ik haal een gast in op een oude zwarte Pinarello en een fietser op een rode Cinelli met een megagrote zadeltas zonder helm maar met een koerspetje. Bijzondere combinatie. Op de top van de Roselend snel een foto voor het plakboek en dan naar beneden. Geen jasje of armstukken aan. Gaaaan! Nu zit ik op de Route des Grandes Alpes. En voor mij een recht weg die naar beneden gaat. Kaarsrecht. Ik maak een foto en plaats dan de handen in de beugels. Gas erop. Daar waar de klim heerlijk liep en best wel wat van mijn benen vroeg is de afdaling een verraderlijke. Met haarspeldbochten die een extra knik in zich hebben. Op tijd remmen en van buiten naar binnen naar buiten. Wanneer ik aan de rand van de weg stop om een paar foto’s te maken zie ik beneden een ouder echtpaar liggen in het gras. Zij op haar zij en hij op zijn rug. Ze slapen. Ik zwaai en hij lacht en zwaait terug. We lachen. En verder. Goed opletten in de haarspeldbochten en voor het slechte wegdek.

Rond drie uur ben ik pas in Bourg-Saint-Maurice. Er moet eten in. Een sportreep als voorafje. Bij een reformzaak koop ik twee bananen, stroopwafels, nougat en anderhalve liter water. Ik tik de bananen en drie stroopwafels naar binnen en blus het af met veel water. De rest gaat mee in de bidon en mijn shirt. Zoals het nu gaat kan ik nog naar boven en op tijd beneden zijn. Toch?Bij de D1090 staat het bordje met La Rosière, Col du Petit Saint Bernard, Col de I’Iseran, Tignes. Even verder op het kilometerpaaltje. De beroemde witte blokken met gele kop. De D-wegen. Daar staat op dat het nog 26 kilometer is. Wat? Dat is mij ontgaan. ‘Een goede voorbereiding is het halve werk’, hoor ik als een echo door mijn gedachten gaan. “Niet miepen. Doortrappen. Ik ben er nu toch.” Wat ik wel had gelezen over deze klim is zijn goede profiel. Gemiddeld een goede 5%. Dus dat is te doen. Dacht ik… 

“Niet te veel denken Cor. Je moet ervaring op doen. Ga maar door de pijngrens. Ga diep en vergeet die teller op je stuur. Niet naar kijken. Daags erna voel je je benen. Herstellen kun je de dag na een zware inspanning. Je moet weten wat het is. Dan kom je niet voor verrassingen te staan als je in de Tour bent. Je hebt tot nu toe precies het schema gevolgd en ga nu op gevoel aan de slag en kijk hoe ver je komt. En geniet er van. Je mag gerust plezier hebben!’

Het landschap is prachtig. Wel veel bewolking. Dat is richting het Zuiden en Italië. De pas gaat de grens over naar Aosta. Zover is het nog niet. Eerst boven zien te komen. Het is rustig. Er dalen meer wielrenners dan omhoog gaan. Iedereen hier is trouwens vriendelijk. Dat valt mij overal weer op. Ze groeten je. Maken een praatje, ik zeg dan niet zo veel terug want met mijn twee jaar Frans mag ik blij zijn als ik überhaupt me verstaanbaar kan maken. Enfin. Ik ben die berg aan het beklimmen en het gaat niet zo lekker als de dag er voor. Hogere hartslag, meer aan het werken, de soepelheid is er niet, last van tintelende handen en mijn rechterbeen lijkt wel af te toe te slapen. Het is niet fijn rijden zo. Er zijn nog 23 kilometer te gaan. En dat gaat door en door en door en door. Bij La Rosière zie ik eindelijk twee fietsers die ook naar boven gaan. Het zal nog kilometers duren eer ik bij ze kan komen. Dan is het al aan het afkoelen. De wind die vanaf de bergtop waait is ijs en ijskoud. Het smeltwater ook. Mijn schoenen worden nat. Ik kom bij de twee gasten die voor mij fietsen. De ene heeft een tenue aan van het FDJ opleidingsteam, hij heeft een bloedneus. De andere fiets met een recht stuur en een soort wandelschoenen. Dikke sokken aan. Een kop kleiner en ik schat ze zeker 10 jaar jonger. Ze fietsen zo makkelijk. Ik haak aan en we fietsen naar boven. Ze spreken engels. ‘Waar komt u vandaag? Uit Nederland. Zware klim jongens. Ja, wij zijn dat wel gewend. Wij fietsen hier vaker. Ik niet, en hij valt tegen. Hahaha…dat hebben wij op het vlakke. Wij kunnen daar gaan snelheid maken.” Ik zie de sneeuwwallen van drie meter hoog. Aan de weg. De kou snijdt door mijn lijf. Ik ben me aan het opblazen. Het wordt mij ineens te veel. Ik moet terugschakelen en me sparen anders haal ik het niet. “Is daar de top?” In de verte zie ik een huisje boven de meters sneeuw uit komen. “Ja, en dan nog een paar honderd meter verder. Maar let op want dat laatste stuk is weer steiler.” Nu ga ik wel nadenken. “Merci, fiets maar door, ik zie jullie straks wel.” 

Ze dartelen voor mij de berg op. De ijskoude wind grijpt me overal vast. Waar de Madeleine met haar warmte geen grip op mij kreeg gaat Bernard mij ongenadig hard bij mijn ballen pakken. Shit man! Dit overvalt mij. Een S-bocht en dan voorbij het monument van de Bernard, een Hospice en verder op nog een paar gebouwen. Een lang recht stuk met de wind vol op kop. Voor mijn gevoel gaat de weg een diepvries in. Het is wit om mij heen. Sneeuwmuren die op de weg zijn gevallen. De pas is open maar de kou is niet weg. Eindelijk ben ik er en als ik afstap sta ik te rillen van de kou. Ik ben duizelig en mijn oriëntatie kwijt. Snel een foto maken bij het bord. De jongens staan ineens bij me. “Als je doorfietst kom je in Italië. Het is maar een paar honderd meter.”  Ze zijn heel vriendelijk en trots op hun berg maar ik wil terug. Ik bedank ze en ze gaan de afdaling in. Eerst bij zinnen komen. Mijn maag speelt zich op en ik heb het gevoel alsof alles er uit komt. Mijn benen trillen. De souvenirwinkel bied uitkomst. Er staan een klein kacheltje op de grond waar ik voor ga zitten. Geen effect. Armstukken aantrekken wordt een opgave. Volle concentratie. Dit gaat niet goed. Ondertussen moet ik geeuwen bij het leven, trillend lijf, mijn maaginhoud wil naar buiten vliegen en mijn hoofd tolt, ik van bijna flauw en moet me aan de toonbank vasthouden. Wat is er aan de hand? Ik pak mijn telefoon en zoek ‘de man met de hamer’ op. Lijkt er op maar niet helemaal. Ik bel Ellen. “Ha schat, ik ben op de top van de Bernard, telefoonaccu 21%, koud en ziekelijk, kom me halen. Ik ga nu naar beneden.” Meer heb ik haar niet te vertellen.

Mijn regenjasje is te dun. Ik krijg bubbeltjesfolie om onder mijn jasje te doen en ga naar beneden. Zuutjes aan! Heel langzaam daal ik af. Ik moet nog twee foto’s maken en dan geloof ik het wel. Aandacht er bij, opletten voor gladheid maar in La Rosière stap ik weer af. Alles draait en ik dreig de controle over mijn fiets en mezelf te verliezen. Ik stop en ga op een muurtje zitten. Dat houd ik even vol. De misselijkheid is mij te veel. De kou moet mijn lijf uit. Dan maar lopen en met de fiets in de hand ga ik even door. Zitten. Staan. Het gekke is dat ik mezelf rare bewegingen zie maken en die niet onder controle heb. Bijna als een dwaas rond loop. Een zatte. Ik moet het warm krijgen. De zon in. Uit deze kou. Een bouwvakker bied hulp aan. “Kan ik iets voor je doen, hier is geen arts of ziekenhuis maar wil je iets anders? Iets te eten? Een stuk brood” Alleen bij die gedachte al word ik misselijk! Ik ga op een bankje zitten en weet niet wat ik met mezelf aan moet. Wat is dit? Ik ga liggen, zitten, strompel over het grasveldje. En dan komt het er uit. Alles! Totdat het pijn doet. Alleen maar vocht. De druk is er af en ik voel me verlicht en besluit verder af te dalen. Na twee bochten komt Ellen er met de auto aan. We overleggen en ik wil persé zelf naar de voet van de klim afdalen. Ik voel me goed genoeg en dat was ook mijn minimale doel voor vandaag. Het lukt maar als ik in de auto zit wikkel ik mezelf in dekens en leg een kussen onder mijn hoofd. Ik voel me ellendig en leeg. Het verrassende nieuws. Ellen heeft precies hetzelfde! De rit naar Aigueblanche voelt alsof ik in een achtbaan zit. We stoppen twee keer en dat is nodig. Allebei geen cent waard. ’s Avonds eet ik maar veel gaat er niet in. Hersteldrank, thee, brood, melk, kwark. Ik ben leeg, op en gaar tegelijkertijd. Alle energie is uit mijn lijf geperst. Uitgepierd! Een prachtige rit maar ik heb ‘zwarte sneeuw’ gezien!

De weegschaal geeft daags erna 80,4 kilo aan. Dan heb ik behoorlijk veel gewicht verloren in een paar dagen tijd. Het eten van die middag is versneld via de maag naar mijn dunne darm gegaan en het is waarschijnlijk een combinatie van een virus en een hongerklop geweest. Die heb ik niet aan zien komen. Deze ervaring maakt mij bewust van het feit dat ik moet blijven eten. Dat doe ik normaal altijd. Ga niet op de automatische piloot te werk en het mag en kan ook wel eens wat minder. Op tijd opstaan en eerder vertrekken maakt het ook makkelijker. Daags erna zijn we allebei zo slap als een vaatdoek. Ziek, zwak en misselijk. We slapen of liggen op bed te lummelen. 

‘Een goede voorbereiding is het halve werk’. Alleen op zo’n ervaring had ik mij niet voorbereid. 

Share