Val Thorens.

Hepi vakantie 2019. De sleurhut staat goed op de kampeerplek van 266m2. Wat een ruimte hier in de Alpen. Nog meer vierkante meters dan onze kavel in Oosterhout. Niet normaal zeg. Dat is andere koek dan de postzegel aan ruimte vorige zomer aan het Comomeer. Nondeknetter! Met de aankomst in de Alpen begint de laatste testfase van de Tour de France “Jour avant”. Acht dagen in de Savoie. Met mythische klimmen in de buurt die het maken van een keuze niet makkelijk maken. Waarom ook? Als het makkelijk was deed iedereen het. 

Het goed verdelen van de energie gaat de uitdaging worden. En tegelijkertijd over grenzen heen gaan. Niet te veel nadenken maar vooral doen. Dat valt niet mee. Zeker niet omdat ik geen verkeerde beslissingen wil nemen en verstandig wil omgaan met mijn energie. Trainen is meer dan alleen je spieren op de proef stellen. Je hele energiehuishouding wordt getraind. En dan bedoel ik het fysieke en mentale, je gevoel en intuïtie en je dagplanning. En dan moet ik het denken en prakkeseren loslaten. Zie dat maar eens te doen als recreant! Dat had ik niet verwacht toen ik ja zei tegen de reis van mijn leven. Nu ik in de Alpen zit stel ik mezelf als doel dat mijn energiehuishouding op orde moet zijn. Of tenminste moet komen. 

Ik heb mezelf de volgende doelen gesteld:

  1. Een aantal beklimmingen en mogelijk een etappe van de Tour fietsen. 
  2. Na een zware rit mijn herstelvermogen ervaren.
  3. Genieten van de omgeving en het fietsen, ook al zie ik af. (grapjas, dat geloof je toch zelf niet!)
  4. Mijn verstand gebruiken en goed plannen.

Dat lukt tot nu toe heel goed. Eergisteren losfietsen. Anderhalf uur lekker trappen en niet te hoog in mijn hartslag. Check! Gisteren naar Val Thorens. Dat is de eindklim van etappe 20 Albertville – Val Thorens die 130 kilometer lang is. Vanaf de camping in Aigueblanche is het een klim van 40 kilometer. En hij viel tegen! Vers uit het laagland in het hooggebergte en dan naar 2.363 meter hoogte en hoppetee 1.850 hoogtemeters maken in die korte tijd. Shit man. Stroop in mijn poten. Als een oude man met een pot bètablokkers achter mijn kiezen, alsof mijn wielen en schijfremmen tegelijkertijd aanliepen, met een rugzak op, astma en zonder een doktersverklaring, met een te zware pens en ongeschoren benen. Dat allemaal leek ik ineens mee te maken en bij mij te dragen. Allemaal! Ik denk hardop “Hiervoor heb ik niet getraind!” Boven in Val Thorens is het stil. Ik sta me te verbazen. Het lijkt wel een filmdecor. Je weet wel. Uit zo’n cowboyfilm waar alleen de gevels staan en daarachter een staketsel om de boel overheid te houden. Bars, restaurants, hotels en asfalt. Meer niet. Een spookdorp. Midden in het dorpje staan twee mannen petanque te spelen met een vrouw in een hemdje en een iennieminnie spijkerbroekje. Een grote Duitse herder zit langs de gravelbaan en staart naar mij. Dat is het. Het valt mij nog mee dat ze geen revolver trekken en op mij af stappen. Ik fiets door tot ik niet meer verder kan en stap op de piste. Prik mijn fiets in de sneeuw en maak foto’s. Een Franse echtpaar schiet mij te hulp en schiet er een paar. De man zegt (vertaald) “Als je vanaf Moutiers hier naar toe fietst zijn het 38 kilometer. Ik kan alleen maar dalen, klimmen lukt mij niet.” “Klopt, ik kom vanaf Aigueblanche en ga zo weer terug. Van de zomer ben ik hier weer. Waarom? Vanwege de Tour. Alvast kijken en voorbereiden.” De man struikelt en de vrouw haar bril valt van haar voorhoofd. ‘Non? Monsieur, respect!’ “Merci, maar ik ga weer, ik krijg koude voeten hier. Hoie! Aux revoir et bon voyage!’ 

Met de korte broek in de sneeuw. Da’s eens wat anders.

Zo gaat het vaker. Zelf wen ik aan de gedachte. Genoeg gelummeld. Verder! Vol gas naar beneden en ondertussen op het tellertje kijken. Ik maak de 100 kilometer vol en als ik op de camping kom ben ik gaar. Hier heb ik mij echt op verkeken. ‘Allez zeg. Hors-categorie klimmen moeten pijn doen.’ zeg ik hardop. Ellen ziet aan mijn ogen dat ik diep ben gegaan.  Om tien uur lig ik er in en om tien uur sta ik op. Het was nodig. Gelukt. Check!

De dag erna rustig aan en een hersteltraining omdat ik de dubbelslag van de Madeleine wil gaan doen. Rustig geklommen naar Doucy. Laag in de hartslag. Hoog klimmen en weer dat prachtige uitzicht over de eeuwige sneeuw. Hoe zal dat op de Col de la Madeleine die 1.993 meter hoogte ligt zijn? Eerst vanaf de noordkant. Zeg maar vanaf Albertville. Een klim van 23,6 kilometer. Dan afdalen naar La Chambre en dan 18,3 kilometer terug vanaf de zuidkant. Op de top een korte stop om wat te eten en bidons te vullen en terug naar de camping. Ben benieuwd of ik goed herstel. Stop met denken Cor! Daags erna ga ik etappe 19 van de Tour fietsen. Van Saint-Jean de Maurienne naar Tignes. Tenminste…als het weer niet tegenzit. Hier in de Alpen kan het spoken! Een rit van 126 kilometer met 3.477 hoogtemeter en onder andere over de kleine bitch Madeleine en de Col d’ Iseran van 2.764 meter hoog. Eerst de grote bitch Madeleine overleven. Hoe zal ze er bij liggen?

Share

Joekel van een poekel.

Een ‘joekel van een poekel.’ Zo noem ik de I’Iseran. Correctie: Zo noemde ik de Col de I’Iseran tot vandaag. Want ik ben van mening dat wij zo nog niet met elkaar om kunnen gaan. Hij staat daar ergens halverwege tussen Modane en Bourg-Saint-Maurice. Is 2.764 meter hoog en daarmee op papier een ‘joekel van een poekel.’

Ja meneertje I’Iseran. Op papier. Overal staat dat je vandaag open bent. Dus ik denk, dat mag niet te veel maar ik doe het stiekem toch, dan ga ik die als toetje van de vakantie beklimmen. Lekker naar boven. Geleidelijke klim vanaf de zuidkant. Geen gezeik met hoge percentages en nog voor het Pinkster-gepeupel met zijn motoren en sportauto’s de omgeving komt verzieken en fietsers het ravijn in duwelMaar wat doe jij? Jij wil persé dwars liggen. Want waar begin je met je bergvoetjes? Op de 7500 Modane. Ja, leuk maar waar op die postcode? Dat het de D1006 is snap ik en straks moet ik de D902 op. Maar waar heb je je stenen klompvoeten in de grond gestoken en kan ik je gaan beklimmen? Daar begint het al mee. En ik zie je ook nog niet eens staan. Je staat om de hoek. Allez, 52 kilometer klimmen. Daar heb je een punt. Dat is een pokkeneind en dan mag je je verstoppen. Ik neem die laatste opmerking terug. Het begin van jouw uitlopers zijn goed te doen. En de rest ook wel hoor. Lekker relaxed percentage en ik mag je. Je bent uitnodigend en mild voor zo’n zware, lange plattelander uit Nederland. 

Mooie dorpjes onderweg, wel wat gedateerd. Dat is bijna in heel Frankrijk zo. Dus trek je dat niet te persoonlijk aan. Maar dan. Een omleiding? De hele weg lag open in Lanslevillard. Zo’n foeilelijk ski-oord waar er veel te veel aan je voeten liggen. Man man. Dat wil je toch niet? Het is nog erger dan een pretpark! Weg ermee. Dat heb jij toch niet nodig kerel. Dus ik door de greppels klauteren en weer verder fietsen. Het is prachtig. Maar jij bent nergens te bekennen. Waar zit je? In Bessans is het adembenemend mooi. Dat heb je goed voor mekaar. Wel tien watervallen op een rij. Helder water. Muisstil. Groen gras, blauwe luchten en massieve bergketens. Mijn complimenten. Voor het eerst deze reis stond ik met de mond open. En de gast die ik al twee keer eerder passeerde haalt mij nu weer in omdat ik stil sta van verbazing. Zegt geen woord. Ken jij hem? In Bonneval-sur-Arc staat er een bord op de weg. Je bent van 13.00 tot 06.00 uur gesloten! Watte? Gesloten? Het is hier geen kroeg of meubelboulevard. Het is prachtig weer, geen vuiltje aan de lucht, ik rijd samen met mijn lief anderhalf uur met de auto naar jou toe, spring op de fiets en dan ben je dicht? Toen ben ik doorgefietst. Want als ik van zover kom wil ik je ook ontmoeten en de hand schudden. Onderweg kwam ik halverwege de kleine Col de Madeleine nog tegen. Ken je die? Nee? Niets gemist. De praat niet waard. Ze staat hier aan de D902 op 1.746 meter in een bosje wat stilletjes te lonken. Haar grote zus kwam ik van de week tegen. Die is gemener. Ik heb haar in de luren gelegd. Bij jouw doe ik dat niet maat. Maar ik heb nog wel wat op mijn lever. Luister. Je hebt van die mooie bordjes langs de kant van de weg laten zetten met ‘Territoire d’exeption’ en ‘Vous entrez dans le coeur du PARC NATIONAL de la VANOISE’. Top van je. Maar dat wil ik je de hand schudden op de top en niet op 2.148 meter moeten stoppen omdat er lawinegevaar is. Hoe koddig de bergmarmotten ook zijn, hoe liefelijk de schappen op je flanken grazen en de frisse verse bloemen open springen deze lente. Dan moet je ook de ballen hebben en je laten zien kerel! Dan ben je even geen ‘joekel van een poekel’.

Ik spreek het volgende met je af. Op donderdag 25 juli ben ik er weer. Dan fiets ik met een paar andere zotten een rondje door Frankrijk. Dan schud ik je graag de hand. Boven op de top. Ik heb sterk het gevoel dat we het goed met elkaar gaan vinden I’Iseran. Zet het D902 bordje maar alvast klaar want ik kom ‘m ophalen maat. ‘D’accord? Jusque là!’ 

Share

Zwarte sneeuw.

‘Een goede voorbereiding is het halve werk’, hoor ik Marianne Vos zeggen bij de pauzeplaats van de Silver Medal toertocht. Het was herfst 2017 en het regende hard en veel, modder op de West Brabantse wegen en we stopten voor koffie met wat lekkers en wat plichtplegingen bij het gemeentehuis van Zevenbergen. Zij had als één van de weinige een tas met droge kleren bij. Terwijl wij zaten te vernikkelen en hoopten op te drogen voor we verder fietsten kwam ze terug met droge en warme kleren aan. Daar moet ik aan denken als ik de rit van gisteren weer voor de geest haal.

Daags van tevoren de routen uitstippelen. Weerbericht kijken. Kleding en eten klaar leggen. Fiets in orde maken. Op tijd naar bed. Voor alle zekerheid de route op een kartonnetje geschreven zodat ik kan spieken en niet een verkeerde afslag neem. Ik slaap uit en ga vanaf de camping in Aigueblanche via Albertville voor een rit over de Cormet de Roselend en dan in Bourg-Saint-Maurice links af naar de Col du Petit Saint Bernard. Het is de helft van etappe 20 van de Tour de France. Val Thorens heb ik eerder deze week al beklommen. Na vandaag ga ik later deze week etappe 19 van Saint-Jean-de-Maurienne naar Tignes fietsen. Dat is de planning. ‘Een goede voorbereiding is het halve werk’, toch?

In de aanloop naar deze dagen heb ik mijn trainer gebeld: “Niet te veel denken Cor. Je moet ervaring op doen. Ga maar door de pijngrens. Ga diep en vergeet die teller op je stuur. Niet naar kijken. Daags erna voel je je benen. Herstellen kun je de dag na een zware inspanning. Je moet weten wat het is. Dan kom je niet voor verrassingen te staan als je in de Tour bent. Je hebt tot nu toe precies het schema gevolgd en ga nu op gevoel aan de slag en kijk hoe ver je komt. En geniet er van. Je mag gerust plezier hebben!’ 

Eerst naar Albertville, de brug over, rechts af richting Venthon de D925 op. In de koelte klimmen vanaf de Noordkant. Heerlijk. Mooie rustige klim. Prachtig weer. Ik ontmoet een fietser die dezelfde kant op gaat. Steve. Een Australiër die hier zes maanden per jaar toertochten organiseert en de andere zes maanden in Australië woont. Wat een zwetser! Te veel, te snel, alle Franse namen in het Engels en met een zakelijke kater omdat hij dit jaar stopt met zijn reisbureau. Hij stop en gaat koffie drinken. Gelukkig. Pfffff! Soms is het tof iemand te ontmoeten. Deze keer niet. Ik ben gelukkig weer alleen en begin in het Forêt-des-Pointières aan de Roselend. Mijn hartslag is hoger dan een dag eerder op de Madeleine. Maar allez. Dat mag. Ik wordt ingehaald door drie mannen. Eén met een triatlon fiets met ligstuur. Belgen blijkt. Hun maat volgt tien minuten later. In Beaufort stop ik bij het stuwmeer voor koffie met bosbessentaart en mijn mond valt open. Zonder taart er in. Tegenover mij zie ik een muur van een berg liggen. Wat een blok steen. Met watervallen die de wel 100 meter de diepte in storten. Zonlicht dat de flanken verlicht als een zoeklicht. Prachtig. Daar moet ik heen. Bidons vullen en verder! Ik stop een paar keer en kijk haar het stuwmeer, de omgeving en de berg voor mij. Want dit geloof ik niet, zo inmens. Als ik richting de blok steen fiets zie ik dat er zich twee bergkammen boven elkaar bevinden. Ik fiets recht op de kammen af en het is net alsof de eerste zich over mij heen buigt. Alsof het dak van een stadion zich boven mij sluit. Ik knipper met mijn ogen en weet dat het niet echt is. Maar toch. Stel je voor. Door en door. De kammen over, tussen de kammen en het blok steen door en dan verandert de sfeer. Van zon en groen beland ik tussen ijs, sneeuw, grauwgrijze rotsen en smeltwater. De lucht is bewolkt en het wordt fris. Doortrappen en de hartslag niet te veel laten zakken. Ik haal een gast in op een oude zwarte Pinarello en een fietser op een rode Cinelli met een megagrote zadeltas zonder helm maar met een koerspetje. Bijzondere combinatie. Op de top van de Roselend snel een foto voor het plakboek en dan naar beneden. Geen jasje of armstukken aan. Gaaaan! Nu zit ik op de Route des Grandes Alpes. En voor mij een recht weg die naar beneden gaat. Kaarsrecht. Ik maak een foto en plaats dan de handen in de beugels. Gas erop. Daar waar de klim heerlijk liep en best wel wat van mijn benen vroeg is de afdaling een verraderlijke. Met haarspeldbochten die een extra knik in zich hebben. Op tijd remmen en van buiten naar binnen naar buiten. Wanneer ik aan de rand van de weg stop om een paar foto’s te maken zie ik beneden een ouder echtpaar liggen in het gras. Zij op haar zij en hij op zijn rug. Ze slapen. Ik zwaai en hij lacht en zwaait terug. We lachen. En verder. Goed opletten in de haarspeldbochten en voor het slechte wegdek.

Rond drie uur ben ik pas in Bourg-Saint-Maurice. Er moet eten in. Een sportreep als voorafje. Bij een reformzaak koop ik twee bananen, stroopwafels, nougat en anderhalve liter water. Ik tik de bananen en drie stroopwafels naar binnen en blus het af met veel water. De rest gaat mee in de bidon en mijn shirt. Zoals het nu gaat kan ik nog naar boven en op tijd beneden zijn. Toch?Bij de D1090 staat het bordje met La Rosière, Col du Petit Saint Bernard, Col de I’Iseran, Tignes. Even verder op het kilometerpaaltje. De beroemde witte blokken met gele kop. De D-wegen. Daar staat op dat het nog 26 kilometer is. Wat? Dat is mij ontgaan. ‘Een goede voorbereiding is het halve werk’, hoor ik als een echo door mijn gedachten gaan. “Niet miepen. Doortrappen. Ik ben er nu toch.” Wat ik wel had gelezen over deze klim is zijn goede profiel. Gemiddeld een goede 5%. Dus dat is te doen. Dacht ik… 

“Niet te veel denken Cor. Je moet ervaring op doen. Ga maar door de pijngrens. Ga diep en vergeet die teller op je stuur. Niet naar kijken. Daags erna voel je je benen. Herstellen kun je de dag na een zware inspanning. Je moet weten wat het is. Dan kom je niet voor verrassingen te staan als je in de Tour bent. Je hebt tot nu toe precies het schema gevolgd en ga nu op gevoel aan de slag en kijk hoe ver je komt. En geniet er van. Je mag gerust plezier hebben!’

Het landschap is prachtig. Wel veel bewolking. Dat is richting het Zuiden en Italië. De pas gaat de grens over naar Aosta. Zover is het nog niet. Eerst boven zien te komen. Het is rustig. Er dalen meer wielrenners dan omhoog gaan. Iedereen hier is trouwens vriendelijk. Dat valt mij overal weer op. Ze groeten je. Maken een praatje, ik zeg dan niet zo veel terug want met mijn twee jaar Frans mag ik blij zijn als ik überhaupt me verstaanbaar kan maken. Enfin. Ik ben die berg aan het beklimmen en het gaat niet zo lekker als de dag er voor. Hogere hartslag, meer aan het werken, de soepelheid is er niet, last van tintelende handen en mijn rechterbeen lijkt wel af te toe te slapen. Het is niet fijn rijden zo. Er zijn nog 23 kilometer te gaan. En dat gaat door en door en door en door. Bij La Rosière zie ik eindelijk twee fietsers die ook naar boven gaan. Het zal nog kilometers duren eer ik bij ze kan komen. Dan is het al aan het afkoelen. De wind die vanaf de bergtop waait is ijs en ijskoud. Het smeltwater ook. Mijn schoenen worden nat. Ik kom bij de twee gasten die voor mij fietsen. De ene heeft een tenue aan van het FDJ opleidingsteam, hij heeft een bloedneus. De andere fiets met een recht stuur en een soort wandelschoenen. Dikke sokken aan. Een kop kleiner en ik schat ze zeker 10 jaar jonger. Ze fietsen zo makkelijk. Ik haak aan en we fietsen naar boven. Ze spreken engels. ‘Waar komt u vandaag? Uit Nederland. Zware klim jongens. Ja, wij zijn dat wel gewend. Wij fietsen hier vaker. Ik niet, en hij valt tegen. Hahaha…dat hebben wij op het vlakke. Wij kunnen daar gaan snelheid maken.” Ik zie de sneeuwwallen van drie meter hoog. Aan de weg. De kou snijdt door mijn lijf. Ik ben me aan het opblazen. Het wordt mij ineens te veel. Ik moet terugschakelen en me sparen anders haal ik het niet. “Is daar de top?” In de verte zie ik een huisje boven de meters sneeuw uit komen. “Ja, en dan nog een paar honderd meter verder. Maar let op want dat laatste stuk is weer steiler.” Nu ga ik wel nadenken. “Merci, fiets maar door, ik zie jullie straks wel.” 

Ze dartelen voor mij de berg op. De ijskoude wind grijpt me overal vast. Waar de Madeleine met haar warmte geen grip op mij kreeg gaat Bernard mij ongenadig hard bij mijn ballen pakken. Shit man! Dit overvalt mij. Een S-bocht en dan voorbij het monument van de Bernard, een Hospice en verder op nog een paar gebouwen. Een lang recht stuk met de wind vol op kop. Voor mijn gevoel gaat de weg een diepvries in. Het is wit om mij heen. Sneeuwmuren die op de weg zijn gevallen. De pas is open maar de kou is niet weg. Eindelijk ben ik er en als ik afstap sta ik te rillen van de kou. Ik ben duizelig en mijn oriëntatie kwijt. Snel een foto maken bij het bord. De jongens staan ineens bij me. “Als je doorfietst kom je in Italië. Het is maar een paar honderd meter.”  Ze zijn heel vriendelijk en trots op hun berg maar ik wil terug. Ik bedank ze en ze gaan de afdaling in. Eerst bij zinnen komen. Mijn maag speelt zich op en ik heb het gevoel alsof alles er uit komt. Mijn benen trillen. De souvenirwinkel bied uitkomst. Er staan een klein kacheltje op de grond waar ik voor ga zitten. Geen effect. Armstukken aantrekken wordt een opgave. Volle concentratie. Dit gaat niet goed. Ondertussen moet ik geeuwen bij het leven, trillend lijf, mijn maaginhoud wil naar buiten vliegen en mijn hoofd tolt, ik van bijna flauw en moet me aan de toonbank vasthouden. Wat is er aan de hand? Ik pak mijn telefoon en zoek ‘de man met de hamer’ op. Lijkt er op maar niet helemaal. Ik bel Ellen. “Ha schat, ik ben op de top van de Bernard, telefoonaccu 21%, koud en ziekelijk, kom me halen. Ik ga nu naar beneden.” Meer heb ik haar niet te vertellen.

Mijn regenjasje is te dun. Ik krijg bubbeltjesfolie om onder mijn jasje te doen en ga naar beneden. Zuutjes aan! Heel langzaam daal ik af. Ik moet nog twee foto’s maken en dan geloof ik het wel. Aandacht er bij, opletten voor gladheid maar in La Rosière stap ik weer af. Alles draait en ik dreig de controle over mijn fiets en mezelf te verliezen. Ik stop en ga op een muurtje zitten. Dat houd ik even vol. De misselijkheid is mij te veel. De kou moet mijn lijf uit. Dan maar lopen en met de fiets in de hand ga ik even door. Zitten. Staan. Het gekke is dat ik mezelf rare bewegingen zie maken en die niet onder controle heb. Bijna als een dwaas rond loop. Een zatte. Ik moet het warm krijgen. De zon in. Uit deze kou. Een bouwvakker bied hulp aan. “Kan ik iets voor je doen, hier is geen arts of ziekenhuis maar wil je iets anders? Iets te eten? Een stuk brood” Alleen bij die gedachte al word ik misselijk! Ik ga op een bankje zitten en weet niet wat ik met mezelf aan moet. Wat is dit? Ik ga liggen, zitten, strompel over het grasveldje. En dan komt het er uit. Alles! Totdat het pijn doet. Alleen maar vocht. De druk is er af en ik voel me verlicht en besluit verder af te dalen. Na twee bochten komt Ellen er met de auto aan. We overleggen en ik wil persé zelf naar de voet van de klim afdalen. Ik voel me goed genoeg en dat was ook mijn minimale doel voor vandaag. Het lukt maar als ik in de auto zit wikkel ik mezelf in dekens en leg een kussen onder mijn hoofd. Ik voel me ellendig en leeg. Het verrassende nieuws. Ellen heeft precies hetzelfde! De rit naar Aigueblanche voelt alsof ik in een achtbaan zit. We stoppen twee keer en dat is nodig. Allebei geen cent waard. ’s Avonds eet ik maar veel gaat er niet in. Hersteldrank, thee, brood, melk, kwark. Ik ben leeg, op en gaar tegelijkertijd. Alle energie is uit mijn lijf geperst. Uitgepierd! Een prachtige rit maar ik heb ‘zwarte sneeuw’ gezien!

De weegschaal geeft daags erna 80,4 kilo aan. Dan heb ik behoorlijk veel gewicht verloren in een paar dagen tijd. Het eten van die middag is versneld via de maag naar mijn dunne darm gegaan en het is waarschijnlijk een combinatie van een virus en een hongerklop geweest. Die heb ik niet aan zien komen. Deze ervaring maakt mij bewust van het feit dat ik moet blijven eten. Dat doe ik normaal altijd. Ga niet op de automatische piloot te werk en het mag en kan ook wel eens wat minder. Op tijd opstaan en eerder vertrekken maakt het ook makkelijker. Daags erna zijn we allebei zo slap als een vaatdoek. Ziek, zwak en misselijk. We slapen of liggen op bed te lummelen. 

‘Een goede voorbereiding is het halve werk’. Alleen op zo’n ervaring had ik mij niet voorbereid. 

Share

Val Thorens en mijn energiehuishouding.

De sleurhut staat goed op de kampeerplek van 266m2. Wat een ruimte hier in de Alpen. Nog meer vierkante meters dan onze kavel in Oosterhout. Niet normaal zeg. Dat is andere koek dan de postzegel aan ruimte vorige zomer aan het Comomeer. Nondeknetter! Met de aankomst in de Alpen begint de laatste testfase van de Tour de France “Jour avant”. Acht dagen in de Savoie. Met mythische klimmen in de buurt die het maken van een keuze niet makkelijk maken. Waarom ook? Als het makkelijk was deed iedereen het. 

Het goed verdelen van de energie gaat de uitdaging worden. En tegelijkertijd over grenzen heen gaan. Niet te veel nadenken maar vooral doen. Dat valt niet mee. Zeker niet omdat ik geen verkeerde beslissingen wil nemen en verstandig wil omgaan met mijn energie. Trainen is meer dan alleen je spieren op de proef stellen. Je hele energiehuishouding wordt getraind. En dan bedoel ik het fysieke en mentale, je gevoel en intuïtie en je dagplanning. En dan moet ik het denken en prakkeseren loslaten. Zie dat maar eens te doen als recreant! Dat had ik niet verwacht toen ik ja zei tegen de reis van mijn leven. 

Nu ik in de Alpen zit stel ik mezelf als doel dat mijn energiehuishouding op orde moet zijn. Of tenminste moet komen. 

Ik heb mezelf de volgende doelen gesteld:

  1. Een aantal beklimmingen en mogelijk een etappe van de Tour fietsen. 
  2. Na een zware rit mijn herstelvermogen ervaren.
  3. Genieten van de omgeving en het fietsen, ook al zie ik af. (grapjas, dat geloof je toch zelf niet!)
  4. Mijn verstand gebruiken en goed plannen.

Dat lukt tot nu toe heel goed. Eergisteren losfietsen. Anderhalf uur lekker trappen en niet te hoog in mijn hartslag. Check! Gisteren naar Val Thorens. Dat is de eindklim van etappe 20 Albertville – Val Thorens die 130 kilometer lang is. Vanaf de camping in Aigueblanche is het een klim van 40 kilometer. En hij viel tegen! Vers uit het laagland in het hooggebergte en dan naar 2.363 meter hoogte en hoppetee 1.850 hoogtemeters maken in die korte tijd. Shit man. Stroop in mijn poten. Als een oude man met een pot bètablokkers achter mijn kiezen, alsof mijn wielen en schijfremmen tegelijkertijd aanliepen, met een rugzak op, astma en zonder een doktersverklaring, met een te zware pens en ongeschoren benen. Dat allemaal leek ik ineens mee te maken en bij mij te dragen. Allemaal! Ik denk hardop “Hiervoor heb ik niet getraind!” Boven in Val Thorens is het stil. Ik sta me te verbazen. Het lijkt wel een filmdecor. Je weet wel. Uit zo’n cowboyfilm waar alleen de gevels staan en daarachter een staketsel om de boel overheid te houden. Bars, restaurants, hotels en asfalt. Meer niet. Een spookdorp. Midden in het dorpje staan twee mannen petanque te spelen met een vrouw in een hemdje en een iennieminnie spijkerbroekje. Een grote Duitse herder zit langs de gravelbaan en staart naar mij. Dat is het. Het valt mij nog mee dat ze geen revolver trekken en op mij af stappen. Ik fiets door tot ik niet meer verder kan en stap op de piste. Prik mijn fiets in de sneeuw en maak foto’s. Een Franse echtpaar schiet mij te hulp en schiet er een paar. De man zegt (vertaald) “Als je vanaf Moutiers hier naar toe fietst zijn het 38 kilometer. Ik kan alleen maar dalen, klimmen lukt mij niet.” “Klopt, ik kom vanaf Aigueblanche en ga zo weer terug. Van de zomer ben ik hier weer. Waarom? Vanwege de Tour. Alvast kijken en voorbereiden.” De man struikelt en de vrouw haar bril valt van haar voorhoofd. ‘Non? Monsieur, respect!’ “Merci, maar ik ga weer, ik krijg koude voeten hier. Hoie, Aux revoir et bon voyage!’ Zo gaat het vaker. Zelf wen ik aan de gedachte. Genoeg gelummeld. Verder! Vol gas naar beneden en ondertussen op het tellertje kijken. Ik maak de 100 kilometer vol en als ik op de camping kom ben ik gaar. Hier heb ik mij echt op verkeken. ‘Allez zeg. Hors-categorie klimmen moeten pijn doen.’ zeg ik hardop. Ellen ziet aan mijn ogen dat ik diep ben gegaan.  Om tien uur lig ik er in en om tien uur sta ik op. Het was nodig. Gelukt. Check!

Vandaag rustig aan en een hersteltraining. Rustig geklommen naar Doucy. Laag in de hartslag. Hoog klimmen en weer dat prachtige uitzicht over de eeuwige sneeuw. 

Morgen ga ik voor de dubbelslag. Col de la Madeleine op 1.993 meter hoogte. Eerst vanaf de noordkant. Zeg maar vanaf Albertville. Een klim van 23,6 kilometer. Dan afdalen naar La Chambre en dan 18,3 kilometer terug vanaf de zuidkant. Op de top een korte stop om wat te eten en bidons te vullen en terug naar de camping. Ben benieuwd of ik goed herstel. Stop met denken Cor! Daags erna ga ik etappe 19 van de Tour fietsen. Van Saint-Jean de Maurienne naar Tignes. Tenminste…als ik me goed voel en het weer niet tegenzit. Of ben ik nu een excuus aan het plaatsen? Een rit van 126 kilometer met 3.477 hoogtemeter en onder andere over de kleine bitch Madeleine en de Col d’ Iseran van 2.764 meter hoog. Nog zo’n ellendige rit. Daarover later meer. Eerst de grote bitch Madeleine overleven. 

Share

De inspanningstest.

Het fietsen van de Tour. Hoe train je daar voor? Ik weet niet wat drie weken aan één stuk sporten met mij doet. Laat staan de Tour de France fietsen. Ik wilde graag weten hoe profs zich voorbereiden. Maar zie die maar eens te spreken. Profs hebben daar geen tijd voor of zin in. Of ze vragen geld of zeggen nee! Dus die mogelijkheden schrapte ik al snel.Toen een fietsmaat mij doorverwees naar een trainer kwam dat best wel gelegen. Het mooie van een eigen trainer is dat hij weet wat mijn doelen zijn, mijn planning kent en wat in mijn ogen heel belangrijk is, hij levert maatwerk af. Aardige kerel met kennis van zaken en veel ervaring. De ‘klik’ is er en we besloten samen te gaan werken.

Voordat we konden beginnen moest ik eerst een sport inspanningstest doen. Aan de hand van de onderzoeksresultaten kan hij mij gericht gaan begeleiden. Sport Assisstance in Breda kan dat. Specifiek voor duursporters. Wielrenners, schaatsers en triatleten voor zowel wedstrijdsporters als voor op prestatiegerichte sporters. Dus ging ik naar http://www.sportassistance.nl/ Sport Assistance in Breda.

“Wij bieden fitnesstraining met een actieve begeleiding en wedstrijd -en topsport gerichte krachttraining. Naast training bieden wij sport specifieke inspanningstest, analyses en wedstrijdbegeleiding. Wij verzorgen opleiding, workshops en trainingstechnische ondersteuning aan individuele sporters en trainers. Binnen ons centrum in Breda zijn tevens onze samenwerkende partners gehuisvest voor fysiotherapie, sportrevalidatie en voedingsadvies. Onze sportonderzoeken zijn multidisciplinair. Ze bestaan niet alleen uit metingen op basis van fysiologische eigenschappen zoals VO2 max of lactaat toleranties. Ook biomechanische eigenschappen zoals loopeffectiviteit, reactiviteit (impuls) en spiervermogen worden gemeten. Beide eigenschappen hebben immers met elkaar te maken.”

Fijn! Laat ik dat u net zoeken. De afspraak was snel gemaakt.  Een week later kon ik al terecht. Wielerkleding aan, rugzak mee met handdoeken, bidon, klikpedalen en vooral veel goesting. Pieter Pas nam de test af. De test duurt in totaal anderhalf uur en is opgebouwd uit twee onderdelen. Het eerste gedeelte bestaat uit het geleidelijk opvoeren van de weerstand en het meten van het vermogen dat je trapt (wattages). Het tweede gedeelte is een sprinttest uit stilstand. Die heet de maximaal-test. Er wordt tijdens die testen een aantal zaken gemeten. Je lactaat waarden, dat is de mate van verzuring van je spieren bij inspanning, de VO2 max, het vermogen dat je levert (wattages), hartslag, maximaal vermogen, vetpercentage, gewicht, spiermassa,‘Laat ‘m maar eens flink zweten. Maak het hem maar eens moeilijk.’ Dat was al doorgegeven door mede eigenaar Eric de Ruijter. “Nou bedankt Eric. Ik heb het geweten en gevoeld.” Eric ken ik al wat langer en verheugde zich op het afzien van mij. ‘Dat is gelukt.” Hahahaha!Dan stap ik op de fiets, zet het zuurstofmasker op, en hoppetee! ‘Fietsen jongen.’ En op de paar minuten 30 watt weerstand er bij. Net zo lang tot ik niet meer kon. En tijdens elke stap een lactaat meting om later te kunnen vaststellen wat de verzuring in mijn bloed is. Het masker meet de zuurstof die ik in en uitadem. Alles komt aan bod. ‘Eindelijk klaar. Phoe! Lekker zweten man.’ Pieter, de inspanningsfysioloog moet er van lachen. Uitfietsen, drinken en klaar maken voorde sprinttest. Hoeveel wattages lever ik uit stilstand en kan ik maximaal op de pedalen zetten? Maximaal!! Vol door stampen tot er niets anders meer is dan niets. Leeg, op, de grenzen overschreden van denken en beredeneren. Echt leeg rijden…

De testuitslagen krijg ik via de mail in een rapport. Lezen en begrijpend lezen zijn twee verschillende zaken. Zeker bij een sportrapport of medisch verhaal. Hoe moet ik dit nu ontcijferen? Tijdens de bespreking zitten we met zijn vieren aan tafel. Het rapport in het midden. Daaromheen Eric…, mijn trainer Johan, mijn vriendin Ellen en ik. De resultaten zijn zéér positief. Allez…ik zal op mijn leeftijd met mijn aanleg geen wereldkampioen 50 plus worden. Dat is ook niet nodig. Ik ben in een uitstekende conditie. Ruim bovengemiddeld. Mijn vetpercentage, spiermassa, longcapaciteit, hartslag, vermogen. Het zit allemaal ruim boven het gemiddelde. In vergelijking met de top van het wielrennen kom ik te kort. Dat was ook niet de doel van de meting. Ik blink uit op sommige vlakken en met een wattages van 430 maximaal en een  piekvermogen van 1419 watt heb ik niets te klagen.

Mijn startpositie is bepaald. Vanaf hier gaan we opbouwen en doelgericht werken naar een topfit lichaam. Vol vertrouwen lopen Ellen en ik naar buiten. Een zucht van verlichting blaas ik uit. De gedachte dat ik het fysiek niet zou redden zou zéér ongelegen komen. En dan druk ik mij nog héél mild uit! En dan kunnen de mensen om mij heen wel zeggen dat ik het kan. Het moet ook fysiek mogelijk zijn 😉 Nu de discipline en doorzetten. De schema’s volgen, overleggen met de trainer en mijn werk en privé agenda er helemaal op afstemmen. Focus. Kiezen, doen! Eén van mijn motto’s breng ik in de praktijk. Parijs is nog ver!

Share

Nu is het donker

Nog even en de dagen worden langer. Nu is het donker, koud, korte dagen, het weer duwt me naar binnen. Om tien uur ’s avonds naar bed om te gaan slapen. Warm en behaaglijk diep slapen. Rusten, een winterslaap, tandje terug en behaaglijk binnen met de gedachten aan het licht en lange dagen die uitnodigen.

De winter is naar binnen gericht. Het geeft mij de tijd voor reflectie. Ik denk aan het afgelopen jaar en wat ik allemaal heb beleefd en gedaan. Vandaag is weer zo’n dag. Mijmeren en voor mij uit staren. De foto’s op mijn telefoon bekijken. Veel gezien, gedaan, geweest. Waar sta ik volgend jaar? De snelheid waarmee de tijd mij passeert verrast.

De winter als accu. De rust. Het is verleidelijk om te slapen. Een groot glas speciaal bier. Slapen in de bus, liggen op de bank. De hond laat zichzelf wel uit. Het gordijn voor de deur. Toch naar buiten…de basis voor de zomer leg je in de winter. Maar de virussen dan? Verkouden worden of erger nog…de ongewenste griep krijgen!

Lange dagen maken trainen lang. De winter kort in. De fiets verstoft. Dan maar de ’binnen trainer’ aansluiten. Het weerbericht is bijzaak. De dagen zijn lang en het licht kort. De laatste weken vol met werken. Opbouwen voor als het straks vanwege het vele fietsen niet meer kan. Nu ook daar een basis leggen om straks volgens planning te gaan bewegen. Ergens is er ook de relativering dat het nog steeds een hobby is. Toch blijft het rondzingen in mijn hoofd “Een goede voorbereiding is het halve werk.” De helft van de helft van de helft zit in materiaal, begeleiding en in voeding en rust. De andere helft van de helft van de helft in de steun van mijn lief, familie, vrienden en iedereen die mij de ruimte geeft. De overige delen zijn voor kilometers maken, trainen, en krachttraining, fitness, jakkeren over kasseien, de heuvels op, de bergen in. De tijd aan mijn zijde.

De gesprekken. Over anders eten, stoppen met suiker en alcohol, minder vet. Het nadenken over trainingen, de wekelijkse variatie in fietsen en dan de oefeningen voor de rompstabiliteit, het maken van plannen voor het voorjaar. Welke ritten wel en welke niet. Ik besluit de week weg naar Girona met fietsvrienden af te zeggen omdat het niet past in de voorbereiding naar de start toe. In plaats daarvan gaan we met z’n tweeën naar de Alpen. In de oude Kip caravan. Een maand voor de Tour.

Het is vooruit kijken In een tijd die meer naar binnen gericht is. Het zijn de ongewone zaken en daar door nog niet gewoon. Het laat geen ruimte toe voor half werk. Nu is de tijd van voorbereiden en nadenken. Ook dan is het naar binnen gericht. Dus dit ook. Vanuit het donker naar het licht.

Share

Trainen en reflecteren

Nog twee weken en dan begint de vakantie. Dan gaan ik Europa in. De voorbereidingen vorderen. Ik train, werk en sleutel aan de caravan die we pas hebben gekocht. Een Kip De Luxe uit 1992. De oude Volvo ‘Hendrik’ gaat ‘m trekken. Het is een prachtige combinatie. De Witte Volvo heeft de caravan er ook al achter gehad.

Geweldig om te zien. De aanloop naar ‘Il Lombardia’ vergt discipline en volharding. Het valt niet mee om suiker te minderen. Het snoepen van koek en chocolade gaat goed. Er is niets meer in geweest behalve een gebakje op een verjaardag. Het is niet netjes om dat af te slaan 😉 Al drie weken geen alcohol en dat bevalt prima. Mijn lichaam herstelt sneller. Afgelopen weekend kom ik daar achter. We zijn aan het proefkamperen in Midden-Limburg en ik fiets zaterdag en zondag.

Op de zondag na Het Rondje Peel ben ik fris en fruitig! Ik voel de inspanning nog wel maar het fietsen gaat vanzelf. Lage hartslag, geen vermoeidheid en een constant tempo. Als ik op de zaterdag het Rondje Peel fiets stop ik onderweg in Sterksel bij een supermarkt. “Laot die jongen maar veur, dadelijk koelt ie af, hij moet door!” zegt een vrouwke voor mij. ‘Nou bedankt mevrouw maar hier is het heerlijk koel. Dat doet mij goed.” Ze kijkt mij vreemd aan als ik aan haar vraag; “Wie heeft de ronde van Sterksel laatst gewonnen want daar train ik voor.” Ach ja… wat maakt het uit als je het niet snapt.

Ik heb er lol in en na vier halve liters sportdrank, een Mars (jaja..ik weet het, het is snoep) en een zak zoute chips en twee bananen ga ik verder. In Well onder aan de brug stop ik weer. Nu bij een tankstation. De Maasbrug is met die hitte een brug te ver. Voor mijn gevoel gaat het tergend langzaam. “Je mag hier gerust binnen blijven.” zegt de medewerkster. “Dat doe ik. Daar knap ik van op.” Het is acht uur ’s avonds en nog bijna 30 graden. Al de hele dag in de zon gereden en ik teer in. Ik eet mijn laatste twee sportrepen en tik een halve liter sportdrank naar binnen. De twee andere giet ik in mijn bidons. “Waar ga je heen?” vraagt ze. Als ik dat vertel en ook waar in vandaag kom kijkt ze mij met grote ogen aan. “In dit weer?” “Jazeker! Ook dat moet je trainen.” Ze wenst mij veel plezier en gaat de koelte in. Ik daal af langs de Maas op weg naar het Zuiden. Het gouden uur in.

Redelijk uitgepierd kom ik aan. Leeggereden. Klaar om te slapen. Maar met dik dertig graden en een hartslag die te hoog is hol je jezelf uit als je niet oplet. Hele andere koek dan dagen eerder toen ik met een fietsmaat een rondje Dinteloord deed. Ik zat toen een partij af te zien man. Niet normaal.

Het Rondje Peel gaat anders. Dat mag ook met de warmte, harde wind en alleen fietsen. Dat vraagt om stoempen, zweten en vloeken! Drinken, drinken, drinken en eten belangrijk is op zo’n dag. De juiste voeding en niet in het rood fietsen. Doseren en je verstand gebruiken. De wind zit mij dwars. Is het alleen de wind? Het is een rondje door Noord en Midden Limburg en een stuk Oost Brabant waar veel herinneringen liggen. Waar ik tot zeven jaar geleden mijn thuis had. Het huis dat ik bouwde en de huizen die ik bewoonde staan er nog allemaal.

Het fietsen van deze route was bedoeld om  het verleden een andere plek in mijn hart en hoofd te geven. Ik was de laatste tijd veel bezig met mijn wortels, Limburg en waar ik wil aarden. Dat nam grote vormen aan en de richting had ik al uitgesproken maar nog niet gevoelt. Dat het in twee dagen zover komt dat ik Limburg achter mij laat verbaasd mij. Ik voel dat mijn hoofd en hart op dezelfde golflengte zitten. “Was ik al zo ver in het nemen van afstand?” vraag ik mij af. Blijkbaar wel. Mooi!

Dat is de grote ontdekking tijdens dat weekend en specifiek de rit op zaterdag. In al die jaren is er in de regio en bij mij veel verandert. Wat ooit was is niet meer. De verbanden met mijn verleden zijn vervaagd en ze passen niet meer. Ik zocht het op, dook er in en het is nu klaar. Alleen met de vastelaovend ga ik afzakken en ga ‘truuk nor ut zuuje’.

Dat is het dan. Mijn thuis is nu ergens anders. ‘Dank je wel fiets voor je hulp.’ x

Share