Na regen komt zonneschijn. Dat zeggen ze. Of nog meer regen. Of onweer. Of mist. Of toch een keer zonneschijn? Dat schoot vandaag door mijn hoofd toen ik door een suf Frans dorpje fietste. Na een dag misère besloot ik om aan het eind van de middag anderhalf uur te gaan draaien. Dat deed het in mijn hoofd al langer dus waarom de benen niet meenemen in die draaimolen?

Mijmerend staarde ik voor mij uit. De weg sinds kort bekend. De omgeving niet de mijne. Het is hier mooi. En zo mijmerend en fietsend realiseer ik mij dat ik overal te gast ben als ik niet ben waar mijn wortels liggen. Altijd een gast. Dan heb je je te houden aan de regels van de gastheer. ’s Lands regels, wetten, normen en waarden. Want anders ben je geen gast zijn waardig. Of zijn dat de normen en waarden die ik van huis uit mee heb gekregen? Dat je je aanpast aan je omgeving, je dienstbaar opstelt? Het algemeen belang voor je eigen belang stelt? Klaar staat voor een ander als ie hulpbehoevend is, je oog hebt voor de noden van je medemens, een mooiere samenleving nalaat dan je kreeg van je ouders en hun ouders en al mijn voorouders die bij mij zijn? Zo fietsend door Frankrijk denk ik aan de mensen die ik ontmoet en voor wie ik iets beteken. Op welke manier dan ook. En wat voor een effect dat heeft op onze relatie. Hoe die dan ook moge zijn? Ik zweef weg in mijn mijmeringen zonder antwoord op de vragen. Dan is het leven op de fiets simpel. Kinderlijk éénvoudig. Je fietst van het ene naar het andere punt. Met de regel dat het weer bepaald wat voor kleding je aantrekt. En je conditie bepaald hoe ver en op wat voor een manier je fietst. Meer is er niet. De fiets en je eigen bubbel.

Het moderne leven vraagt, verwacht, eist, wenst, verlangd, verleid. Zo veel dat het niet altijd overzichtelijk is. Er is zoveel dat het er niet makkelijker op maakt. De kracht van het leven is dat alles waarnemen en de éénvoud omarmen. Wellicht is dat wat mij zo aan het fietsen trekt. De éénvoud!