Vaderdag. Morgen is het dat weer. Dan komen de kleintjes met tekeningen en zingen ze liedjes voor hun vader. Springen ze op het bed en knuffelen je. Dat doen ze als ze klein zijn. Moeder weet er van want ze hebben het samen bekokstoofd: ‘We gaan papa morgen verrassen! Jaaaaa! Leuk. En dan geef ik hem mijn tekening. Kijk mama. Mooi hè? Ja heel mooi. Papa vind het vast heel leuk.’ Ik stel me voor dat het zo zou gaan als ze weer klein zouden zijn. Ze zijn niet klein. Ze zijn zeventien en negentien. Toch kon het vroeger zo zijn gegaan. Of het zo ging weet ik niet meer zeker. Wellicht de eerste keer. Daarna ging het waarschijnlijk anders. Ik weet het niet meer. Wellicht verdrongen. Dan is dat pijnlijk goed gelukt. Vandaag fietste ik langs een restaurant op het platteland van West Brabant. Daar heb ik twee keer iets gegeten en gedronken en de eerste keer was met mijn zoon. Hij kwam voor het eerst alleen met de trein en we gingen samen fietsen. Na twintig kilometer had hij het wel gehad. Na taart, koffie en ice tea was het vol te houden tot thuis. Het was geweldig! Gisteren zat ik in Breda op een terras. Het was warm zo vol in de zon. Ik dacht aan een jaar geleden. Toen zat ik daar een middag lang met mijn dochter. We dronken en aten. Vertelden elkaar verhalen. Zij was die dag met de trein naar mij toe gekomen. De eerste keer alleen naar haar vader. Ik voelde mij de koning te rijk om met haar daar te kunnen zitten. Kinderlijk blij en zielsgelukkig! Dat voelde ik ook toen ik met mijn zoon aan de taart zat en we schijt hadden aan het fietsen. Samen zijn en tijd voor elkaar hebben vonden we veel belangrijker. Het fietsen was bijzaak. De stad was bijzaak. Waar het om ging waren wij. Mijn zoon en dochter die bij mij zijn. Dat telt.
Morgen is het weer vaderdag. Een dag die voor mij gerust afgeschaft mag worden. In mijn beleving voegt die niets toe aan het vader zijn. Dat ben je niet op die ene zondag in juni. Het is voor mij een gekunstelde, verzonnen dag die onvoldoende recht doet aan het vader zijn. De rol van vader had ik mij destijds anders voorgesteld dan zoals ik ‘m nu vervul. Vervul ik ‘m wel? De afgelopen weken lijkt het wel alsof ik alleen maar vaders met kinderen zie. Samen zie. Zij aan zij lopen met de armen over elkaars schouder. Kijkend naar Pinkpop zie ik, dat is mijn aanname, ouders met hun kinderen op het festivalterrein. Ik zie vaders met hun kinderen fietsen, een vader naar een kampioenswedstrijd van zijn dochter gaan, foto’s van gala avonden van geslaagden. En dan denk ik terug aan de gala avonden van mijn kinderen. Hoe ik mijn dochter na twee jaar eindelijk weer zag. Vijf minuten die voor mij een dag duurden. Alsof ik naar de rode loper ging waar een popidool zich liet zien. Een omhelzing, het gevoel ze weer bij mij te hebben, dat ik ze nooit meer wil loslaten. Die avond vlogen er van allerlei gedachten door mijn hoofd. Dat ik met haar mee naar binnen wilde lopen en haar begeleider van de avond wilde zijn. Dat ik buiten bleef staan wachten en hoopte dat ze nog even naar buiten zou komen om in mijn oor te fluisteren; ‘Hoie pap, fijn dat ik je weer heb gezien!’ Dat ik gezien wordt. De andere gala avond is vorige jaar helemaal aan mij voorbij gegaan. Mijn zoon is geslaagd. Geweldig voor hem! Geen gala bezoek. Dat was het.
En zo gaat het al acht jaar sinds de scheiding en ging het jarenlang daarvoor op een vergelijkbare manier. De vaderrol die ik droomde is in duigen gevallen. Mijn idealen en dromen zijn onbekend voor mijn kinderen. Ik vraag me vaak af of ze wel weten wie ik ben en waar ik voor sta in het leven. Of ze weten wie ik echt ben. In het echt. En dan bedoel ik niet de man die ver weg woont omdat… Zonder aannames of oordelen. De veroordeling voorbij. Zonder vooringenomenheid of vermoeden. Zonder de schaarse momenten dat we elkaar zien en te weinig van elkaar weten om een dag te vullen. Een dag is al een zeldzaamheid. Ik denk er elke dag aan. Elke dag mis ik ze. Voordat het verlangen en droefheid me te veel wordt en mij bij de keel grijpt zeg ik tegen mezelf dat dit niets met mij te maken heeft. Als ze hier zouden leven zou ik zien dat het echte pubers zijn die hun eigen leven, taal en manieren hebben. Daar horen geen ouders bij. Jawel, om te halen en te brengen. De was te doen, eten te koken, ze te helpen met huiswerk, bijbaantjes, ze te ondersteunen alles waar dat puberbrein de handen vol aan heeft. Dan bagatelliseer ik het weg. Uit lijfsbehoud. Maar wat zou ik ze graag mee opvoeden. Ik weet dat het onmogelijk is. Het is niet voor niets dat hun vader en moeder niet meer samen zijn. Dat is goed zo. Sterker nog. Dat is het allerbeste. Het leven dat ze leven bevind zich in het leven van de andere ouder. Dat leven staat haaks op dat van mij. Dat mag er zijn. Dat is goed zo. Het wrange is dat met het accepteren van die situatie tegelijkertijd de consequenties van dat loslaten ongenadig hard mijn vaderrol vernietigt. Mijn dromen versplinterden als glas en het gerinkel verstomd niet. Wat voor de één vrijheid betekende is voor de ander een straf. Dat is de prijs die ik blijkbaar moet betalen. Dat is de zware last die ik bij mij draag en die elke dag mijn hart laat huilen.
Vaderdag mag van mij afgeschaft worden. Vader ben je voor het leven, niet voor één dag!