Het is bijzonder om aan de start in Milaan te staan. In een zenuwachtige sfeer van fietsers die overgeconcentreerd zijn: ‘Wie heeft er tie raps. Waar zijn de bananen? Ik ben mijn Garmin kwijt. Waar is de start? Zijn we er allemaal? Klaar voor de groepsfoto?’

We moeten lachen om onszelf. Het filmpje dat Janneke (zijwielrent.nl) maakt moet een keer over en ze trilt van opwinding. De afstand van 135 kilometer met een gemiddelde van dik 37 kilometer per uur is iets waar de meesten van onder de indruk zijn. ‘Echt waar. Zo hard?’ Een Vlaming in onze groep schrikt van onze voorspelling.

Te laat! Er is geen weg terug meer. We vertrekken en het tempo zit er meteen goed in. Asfalt als gatenkaas. Doortrappen! Op een stuk nieuw gitzwart biljartasfalt maak ik de opmerking: ‘En toen was er tot de finish deze wonderlijk strakke weg.’ Geen reactie. Stilte! We razen door de Povlakte. Ratelende cassettes en kettingen, frames die zingen!
Mijn lief heeft een bereconditie maar Bella Ellen moet lossen. Ik laat me naar haar afzakken. ‘Ga je terug komen?’ Ik zie de twijfel in haar fietshouding. Riccardo en ik helpen haar om terug te komen. Het lukt niet. Ze kiest haar eigen koers. ‘Hoie lief en let goed op jezelf. Tot vanavond!’ Riccardo en ik moeten daarna heel diep gaan om in het peloton terug te komen. El gaat alleen door en de hele dag moet ik aan haar denken… Ik zie de antieke Italiaanse huizen, een gouden standbeeld en mis haar.

De eerste stop is in Ovada. Er wordt gegeten en gedronken alsof we uitgehongerd zijn. Volproppen en weer verder! Janneke zit in de schaduw en blijft. ‘Fiets maar door. Ik ga op mijn eigen tempo verder.’ De hitte en de hoge snelheid eisten hun tol. ‘Okay. Doe rustig aan en let op jezelf.’
We gaan in een kleine groep verder. Allemaal Wielerbussers.
De tweede stop is net voor de eerste klim. Wielerbussers vol zoutuitslag op hun kleren. Het is stikheet. Janneke komt ook aan. Van El heb ik nog niets gehoord.
Bidons vullen. Schransen en de Mio in de bus gelegd want die werkt niet meer. De Venlose groep komt ook aan. Ik zit heerlijk in de schaduw en Janneke maakt vlak voor mijn vertrek een paar foto’s. Niet opgelet en de groep is weg.

Ik moet er alweer flink een snok aan geven. Net voordat de Passo del Turchino begint sluit ik aan. De klim is tof! Tja…de eerste… Eerlijk gezegd is de afdaling het beste blijven hangen vanwege een trage scooter en auto die voor mij zaten en die ik inhaalde in een binnenbocht en een Italiaan die finaal aan het dweilen was en de vangrail schampte. Die gast had…

Als we Genova bereiken ruiken en zien we de Middellandse zee!
Het ruikt er heerlijk zoet door de kamperfoelie en oleander. ‘Daarom heet het de Bloemenriviera!
Ik voel de zon branden. Mijn huid is nat. De zonnebrandcrème beschermt. Ik proef zoute lippen. Nog meer drinken. De vijfde grote bidon drink ik leeg. Het zouden er tien worden en veel gelurk aan flessen water en cola. We suizen langs de kustweg in een vlot tempo. Onze kopman trekt er aan. Af en toe inhouden en weer door. Badplaatsen met pijnbomen en palmbomen. Mensen die niets hebben met ons en oversteken tussen de honderden zebrapaden. ‘Piano piano!’ Maar daar hebben ze geen oren naar. Een groot contrast met de Friezen een paar dagen eerder. In Spotorno stop drie. Veel eten en drinken en wachten op een paar maten.
‘Avanti avanti!’
We hebben bijna tweehonderd kilometer gefietst en dat merken we. Het gaat pijn doen.
De koperen ploert blijft ons opwarmen. We halen er steeds meer in. Andersom komt niet voor. Dit gaat lekker!

Dan komt op tweehonderdzestig kilometer de Capo Berta en die hakt er in. Shit man!!
Ik kom boven met brandende voeten, kruis en handen. Uit pure armoede uitpuffen en vloeken in de schaduw van de berg. De koppen om mij heen zien er niet uit. ‘Lijk ik daar op?’ Het is lang geleden dat ik zo afzag.
Ik kieper een paar waterflessen over me heen en laat mijn schoenen vollopen. Het helpt en ik koel af en doe dit ook bij mij fietsmaten. Al het eten dat in mijn zakken zit gaat er in. Sportrepen, noten, gelletje. Vies plakspul die gel maar wel instant energie. Eerder die dag spoot het spul uit de verpakking alles onder. Bah.
Rust roest. Ook als het dertig graden is en je nog tweeënveertig kilometer moet. Dus gaan we weer verder. ‘We missen er nog een.’ Daar komt ie.
‘Was het zwaar?’ ‘Neeuh, ik ben gestopt om foto’s te maken.’
Dat moest hij bekopen met ‘Op kop jij en vlug!’

We stoempen door richting Cipressa. Onderweg liggen fietsers uitgewoond lang de weg of hangen als een vaatdoek bij een tankstation of supermarkt over hun fiets. Het is nog steeds warm en de zes kilometer lange Cipressa is goed te doen.
‘Eigen tempo, ritme, de weg lezen en blijven drinken.’ Mijn lijf voelt goed en het brandende gevoel is weg. De dip ligt achter mij.
Poggio! Het is niet waar. Nu al? Hahahaha. Toffe klim en de afdaling staat vol gekalkt met de afkorting van John Degenkolb ‘Dege’. Hij won ‘m!
Naar beneden roetsjen nam een Italiaan te letterlijk.
Coen zegt het en ik herhaal het: ‘Boven en beneden staat geen beker je te wachten.’
Effe wachten in een bushalte op de ‘fotograaf’ duurt ons te lang. We willen klaar zijn en als we bij een rotonde links af slaan ligt tweehonderd meter verder onder een blauwe boog de finishlijn. Ik ben er!
Aan de finish staan Jan en Sindy op mij te wachten. Op hun atb zijn ze vanuit Monaco komen fietsen voor Ellen, Janneke en mij. Hartverwarmend!
Ik omhels mijn fietsmaten en bedank ze. ‘Dank jullie wel!’

De finishermedaille voelt verdient. Het is volbracht. Nummer vier van de Monumenten is binnen en ik voel me gelukkig.

Ellen heeft tweehonderdzestig kilometer gefietst waarvan honderdvijftig in haar eentje. Ik ben sprakeloos van bewondering en apetrots. Mijn lief flikt het in haar eentje! ‘Ik heb alles er uit gehaald wat ik vandaag kon. Het is goed zo!’ Ze staat volledig achter haar besluit.
Janneke finisht met onze Vlaamse fietsmaten en overwon haar zwaarste tocht.

We zitten in een prachtig hotel met uitzicht over zee. Het is goed hier. We eten pizza en drinken grote glazen bier.

De lente is voorbij. Ciao La Primavera. Arrivideci Italia!