Het was niet vreemd dat mensen fel op mij reageerden. Ik was in de ogen van velen een eikel. Echt onhandelbaar. Een enfant terrible, een doerak, een losgeslagen rebel, halve zool, rijp voor de LOM-school. Dat heeft die van Seijkens gedaan, die van de Veestraat. Dat waren de uitspraken van de burgerij en de boeren in het dorp. Dat was hun mening. Niet gestoeld op kennis van zaken. Het was actie, reactie. En ik moest mij nog meer staande zien te houden want de volwassenen waren zonder mededogen. En de kinderen namen dat gedrag over. Ook al was ik niet in de buurt geweest, dan nog werd ik als dader aangewezen.
Vreemd…voor een dorpje waar begin jaren zeventig hippie popfestivals werden georganiseerd waren de inwoners nog alles behalve tolerant en vrije geesten. Ik begreep er geen zak van.
Ik ontken niet dat ik geen rotzooi heb veroorzaakt. En dan heb ik het niet over belletje trekken. In kippenhokken eieren jatten en die gebruiken als granaten in een verzonnen ‘oorlog’ was kinderspel. En ja, ik was geen brave. Dat neemt niet weg dat er veel meer stoute jongetjes rondliepen. Ik was niet de enige! Spelcomputers waren er niet. Wij speelden in de natuur, op straat, fietsten rond met een voetbal onder de snelbinders, verkleden ons als soldaten en speelden oorlogje in bossen in kleding van de dump. Groeven ondergrondse hutten en legden daar boomstammen overheen. Verlichten die met kaarsen. Jatten snoep en sigaretjes, dronken stiekem bier dat we weghaalden in de oefenruimte van een band. Liepen met bijlen en zagen door het bos, met zakmessen op zak, veldflessen met water en vochten en speelden met ‘bendes’ van andere dorpen en buurtschappen. Woensdag en zaterdag doorbrak de sleur. Dan was er nog meer tijd te doden. Woensdagmiddag vrij en ‘s avonds voetbaltraining. Zaterdags de voetbalwedstrijd. Voor mij waren dat de hoogtepunten in de week. Dan was er duidelijkheid, regels, een doel en moesten we samenwerken. Zelfs daar was het lastig. Ook daar werkte de sociale structuur tegen mij. De lichtpunten waren door volwassenen die het beste met mij voorhadden. Het was toen al te laat voor mij.
Het was de overgang van de zachte jaren 70 naar de verhardende jaren 80. Van punk, hardrock, kernraketten, een toename van de werkloosheid en de import die het dorp als forenzendorp gebruikte. De emancipatie in het onderwijs en pedagogische vernieuwing was ver weg.
We sloegen er op los en vroegen ons later, of helemaal niet, af wat er aan de hand was. Zo deden de ouderen het en de jongeren deden dat na. En ik verharde mee.