Alsof ik voor het eerst naar school ga. Mijn fietsje staat klaar. Ik heb mijn korte broek aan en een gestreept shirtje met kraagje. Het schoolkoffertje in de hand. Opgewonden en zenuwachtig vraag ik of het goed is. Staat het? Ga we? Het is een warme en liefdevolle herinnering die ik diep in mijn hart koester. Toen vroeg ik mama of ik mocht gaan. Ik weet niet wat me te wachten staat en wil onze zandweg op gaan. Naar het asfalt toe. Alles is nieuw en ik kijk om me heen. De vertrouwde straat met de boeren en hun stallen, tractors en geuren en geluiden wordt verrijkt met de indrukken van het dorp. Voor het eerst op mijn eigen fietsje. Het was destijds ook zo’n luimerdag aan het einde van de zomer. Stralende zon en niet te warm. De dagen die ik beschreef als ik op school een opstel ging schrijven omdat het zo mooi was en ik er geen afstand van kon doen. Ik zweef heen en weer tussen toen en nu. Ik schrik wakker uit mijn herinnering.

Dagdromend sta ik bij mijn fiets en tril van opwinding. Het is spannend. Net als toen. Alleen anders. Heb ik alles? Mijn zeem zit goed. De broek past nog. Mijn kwetsbaarheid grijpt mij bij de strot. Eerder bij mijn ballen gezien de achtergrond van mijn negen weken fiets verbod en retraite. Achter op mijn zadel…niet te ver naar voren hellen. Het veilige van thuis verruil ik voor de fietspaden en wegen. Elke kuil of bult probeer ik van ver te zien en te ontwijken. Om het zaakje te sparen. Het zit goed dicht en ik ben goed voorbereid maar toch. De weken dat ik niet kon gaan besefte ik hoezeer het fietsen deel uit maakt van mijn leven en het een deel van mijn identiteit is. Vreemd dat ondanks al die ervaringen dit voelt als de eerste keer. Net als toen ik voor het eerst naar school ging is het mooi en ik wil geen afstand doen van dit zalige gevoel.