Het is zover.

Weten dat er iets gaan gebeuren dat je nog nooit eerder mee hebt gemaakt kan eng zijn. Het kan angsten oproepen. Vreemd eigenlijk. Angst is vaak terug te herleiden naar iets waar je bang voor bent dat nog niet is gebeurd. De nacht voor de ingreep sliep ik goed. Ik was niet bang of angstig. Er was eerder een serene rust over mij heen gevallen. Als een ondoorzichtig laken. Was het gelatenheid, vermoeidheid of was ik zo murw dat het lang mij af gleed en onberoerd liet? De avond vooraf was echter lang en ik kon moeilijk in slaap komen. Vreemd want elke avond is net zo lang. Behalve bij de overgang van de zomer naar de wintertijd en andersom. Het was een lange avond. Niet omdat ik in Maastricht was waar ze zeggen dat de stad niet ‘breed mor laaank’ is. Nee….het was stil. Bijna verlaten. Innerlijke rust voor zelfreflectie was er niet. Dus maakte ik een selfie. Mijn toenmalige vrouw wilde geen foto van mij maken. Dus nam ik na haar vertrek de BlackBerry en draaide ‘m om. Toentertijd hadden ze slechts een camera en die zat aan de achterkant. Dus moest ik het toestel zo manoeuvreren dat ik recht in de lens keek en de knop van de camera op de tast aan de achterkant van het toestel indrukte. De foto liet mij zien wat de toestand was. Een grauwe grijze huid, hangende oogleden, rood doorlopen ogen. De volgende dag zou alles gaan veranderen. De slaap kwam snel.

De liezen geschoren en het infuus aangebracht. Een operatiehemd aan. Het rook vreemd. Naar ‘te schoon’. Een mengeling van chloorwater, zeep en pure katoen. Met hele korte mouwtjes als een modern t-shirt. Op de achterkant touwtjes om het dicht te knopen. Een achter de nek, de anderen voor de rug en de billen. Hoe het uit is gegaan is mij een raadsel. Toen ik geopereerd werd lag ik naakt op een smalle operatietafel, eerder een plank, met sokken aan. Dat schijnt zo te horen. De rit met het bed naar de operatiekamer was kort. De cardioloog stelde zich voor. ‘Goedemorgen meneer Seijkens! Wij gaan er een mooie dag van maken.’ Zijn mentor en collega zat in een soort van controlekamer en keek door een raam de OK in. Hij zwaaide en heette mij welkom. “Goedemorgen Cor. Hoe gaat het met u? Fijn u weer terug te zien. Ik zal u vanaf hier in de gaten gaan houden terwijl mijn collega u gaat helpen. Hij is net zo goed als ik. U bent in goede handen.” Ik lachte naar hem en keek zijn collega aan. Een korte indringende blik. Hooguit 5 seconden. Meer niet. Meer was ook niet nodig. Er liep veel personeel rond in de operatiekamer. De cardioloog-elektrofysioloog, cardioloog, een anesthesist een paar verpleegkundigen en een technicus. Vooraf was me verteld dat een heel team klaar zou staan. Het was indrukwekkend. Aan het plafond beeldschermen aan beugels, platte monitoren voor de cardioloog. Een röntgenapparaat en dikke plastic gordijnen die  bescherming bieden tegen de straling. De kamer was groot. Ik was rustig. Geen zenuwen of angst. Lichtelijk opgewonden en opmerkzaam. Ik wilde alles zien en waarnemen. ‘Dit maak ik nooit meer mee. Nu is de kans alles op te slaan.’ De kamer was groot.

Share

Vooravond.

En dan lig je in een ziekenhuiskamer. In Maastricht. MUMC Cardiologie. Alles is voorbereid. Het bord met mijn gegevens hangt aan het voeteneind van mijn bed. Het bed is te kort. De verpleegster verlengt het voeteneind met een matrasje. Gekleed volgens de kledingvoorschriften lig ik in bed. Een lichtblauwe overgooier, schort, pyjama. Wat is het? Met witte touwtjes om het vast te knopen zodat het niet fladdert. Hoezo fladderen? Er is geen eens energie om mijn vleugels uit te slaan. Leeg, op, uitgeput. Mentaal en fysiek. Dat bleek maanden eerder al. Een bekende vroeg mij mee te gaan fietsen. Op de racefiets. Goed bedoeld. Als afleiding en om energie op te doen. Het viel slecht. De hartslag mocht niet boven de 135 slagen per minuut komen. Met beta blokkers was ie niet hoger te krijgen dan 124. Hij fietste voor mij uit en zweepte mij op. “Het gaat niet harder. Doe eens rustig aan. Heeej! Graag twee tandjes langzamer. Dit is voor mij niet te doen. Hallooo! Het lukt niet!” Het was de laatste fietstocht met hem. In de stilte van de maanden was het leeg binnenin. De tijd werd gedood met het huishouden en het ontbreken van warmte. 

Terug in het heden. In mijn ziekenhuiskamer liggen meer patiënten. Mijn voorbereiding zit er op. Geschoren op de plekken waar het nodig is. De overgooier om. Liggend op bed. Morgenvroeg gaan ze mij als eerste helpen. Morgen. Tenminste…als alles volgens planning verloopt. Zou het dan toch kunnen veranderen? Mijn gedachten zijn doezelig. De kinderen zijn thuis. Er is iemand bij mij. Dat maakt het wat prettiger. We zijn samen en toch zijn we alleen met ons zelf. Er is er geen contact. Een drankje, wat snoep, zorgelijk kijken. Het maken van een foto van mij in bed zit er niet aan. Later die avond in de stilte van een donkere ziekenhuiskamer maak ik een selfie. Nieuwsgierig naar mijn blik en uitstraling draai ik mijn BlackBerry om en wordt nog stiller. “Is dat wat de ander ziet als ie mij aankijkt?“ In de eenzaamheid van de avond en nacht slaap ik rustig in. De verplegers gaven mij een pilletje. Of droomde ik van een pilletje dat alles zou veranderen?

Share

Tien.

Tien jaar geleden. Het is deze maand tien jaar geleden. En het is tien en een half jaar geleden dat de wekker ging. Mijn wekker af ging. Het tikken stopte en het alarm loeide. Mijn rikketik trok aan de bel. Duidelijk en onomwonden. Klare taal; ‘Jij moet actie ondernemen. Het is tijd!’ En voor het eerst sinds jaren luisterde ik echt… De huisarts zag een onregelmatigheid op de uitdraai. Hij stuurde mij door. Dezelfde middag lag ik op de behandeltafel voor een echo op de afdeling Medische Beeldvorming. Het was het begin van een tijd die in het teken stond van onderzoeken en onrust. Na talloze onderzoeken was het 100% zeker. Dokter: ‘Cor, jij hebt een ernstig vorm van boezemfibrilleren. Dat uit zich in een onregelmatige hartslag, het overslaan van je hart en dat je pieken hebt in de hartslag die oplopen tot 230 slagen. Daarom stopten we destijds met de ‘fietstest’ omdat jouw hartslag niet daalde bij rust. We moeten je doorverwijzen naar een ziekenhuis dat gespecialiseerd is in deze aandoening. Helaas kunnen wij je niet verder helpen. Dat kan het Catharina of het UMC zijn.’ Het werd het UMC. De cardioloog daar had binnen tien minuten de diagnose en behandeling uitgelegd; “Er is wel een kans van 10% dat het fout gaat.” “Dus 90% dat het goed gaat!”, was mijn reactie. “Doen! Een keuze is er niet. Het is dit of beter worden. Op mijn veertigste als een uitgebluste zeventiger leven is geen optie. Plan de datum maar in!” Het werd een wachtlijst met de verwachte duur van drie maanden. De tijd tikte door. Mijn onrustige rikketikkende rikketik tikte ook door. En bij mij tikte er van alles aan het venster van mijn gedachten en verbeelding. Alleen en eenzaam.

Share