Leeg.

Toen moest ik nog een keer aan de bel trekken! Het was de moeilijkste ‘belletjestrekkersactie’ tot dan toe. Want ik kon niet meer werken, niet meer helder denken en stond te tollen op mijn benen en mijn hoofd bonkte van mijn romp af! De ontelbare ‘molletjes’ en ‘profennen’ sloegen niet eens meer aan. Het waren snoepjes die mij door de week op de been hielden waardoor ik op vrije dagen kon herstellen en af en toe deed waar ik energie van kreeg. Dus ik belde die maandagavond op. En ik wilde niet…maar het moest. En ik wilde mij niet afmelden.

“Als jij het niet kan doe ik het wel. Ik beslis nu voor jouw dat je thuis blijft. Punt uit. En je komt pas terug als je weer helemaal beter bent! Het mag Cor, je mag je er nu aan overgeven. Het is goed.”

Dat waren confronterende en verlossende woorden. Hoe duaal kan het zijn. Ik wist dat het goed was maar wilde dat niet toegeven. Er viel een last van mijn schouders af. In de weken die volgden werd ik alleen maar zieker. Mentaal had ik de knop omgezet en daarmee viel laatste bolwerk van mijn verdediging. Het virus zag dat als een vrijbrief om door te zieken. Wat vanaf begin oktober niet lukte zette zich vanaf begin maart voort als een op hol geslagen kudde gnoe’s die door mijn lijf raasden. Knallende hoofdpijn vermengde zich met pijn in mijn nek, hele rug, schouder en schouderblad, arm, elleboog, pezen, spieren, darmen, keel. Geen geur of smaak meer. Emoties vlakten af tot een waakvlam. Nachten en dagen die zich aaneen regen als een ketting van gelatenheid. Geen puf. Na twaalf uur slaap en twee uur wakker weer kunnen slapen. Niet uit kunnen rusten. Af en toe wandelen, een stukje fietsen op de stadsfiets was een uitje. De blik naar binnen gericht. Lak aan de omgeving. Ik zag alleen mijn huis, lief, de bloemen, de vogels en de bomen. Het gezang van vogels in een zwijgende samenleving. Oog voor het kleine. De miniatuurwereld van bloemen, insecten, de zonneschijn die het verlicht en het oorverdovend geluid van stilte. Om mij heen en diep in mij. 

Share

Midzomernachtrit.

‘s Avonds fietsen heeft voor mij iets bijzonders. De overgang tussen licht en donker zit binnen onze wereld verzonken in structuur. De rituelen zijn anders. Je gaat van bezig zijn naar rust en slaap. Deze grens passeren en op een tijdstip sporten dat je in de winter al slaapt kan tijdens de midzomernacht. Ik ging alleen en fietste België binnen, sprak een goeie bekende en keerde om. Terug naar Nederland. De prachtige zonsondergang liet mij stil staan. Endorfine met een verrukking die sidderde door mijn lijf. Morgen verder werken aan mijn herstel met radioactieve vloeistof in mijn aderen. Mocht je mij morgenavond zonder een lamp op de fiets toch zien weet je waar de straling vandaan komt. 😉🤟🏼🙌🏼✨✨✨✨✨

Share

Stilte binnenin.

Stickers met draadjes zijn op mijn lijf geplakt. Ik ben het gewoon geworden. Na alle onderzoeken de afgelopen maanden. Het doel overstijgt het gevoel van schroom en ik laat het over mij heen komen. De ingreep begint nu echt en het eerste wat ik moet doen is een slang inslikken die via mijn slokdarm in mijn maag terecht komt. Zo maken ze een rontgen opname. Het doel is om te controleren of er geen stolsels in mijn hart zitten. Het verrast mij want dit had ik niet verwacht. Niet onthouden of was het mij niet verteld? De eerste keer kots ik de slang terug. De tweede keer niet. Dit moet slagen en ik ben vastberaden. Slang er in. Opnames maken. Alles zit goed. Slang er uit. Ze kunnen beginnen. Ik kijk om mij heen en neem alles waar. Mijn bril gaat af. Ik geef me over.

De verdoving is in werking getreden en wijdbeens wacht ik gelaten af tot de katheters via mijn liesaders worden ingebracht. Tijdens de ingreep zal ik een een soort van roes ‘wakker’ blijven. Al naargelang de situatie wordt de roes zwaarder of lichter. Hoe het kan weet ik niet maar ik dreig van mijn stokkie te gaan. Blijkbaar ben ik nerveuzer dan verwacht. Ik adem zwaar en zoek de arts. ‘Maak je kwaad!’roept de cardioloog-elektrofysioloog. ‘Maak je kwaad Cor. Laat de adrenaline komen en zorg dat je niet wegzakt!’ 

Huh? Okay dan! Ik gehoorzaam. Dus ik maak me kwaad en het werkt. Ik ben weer klaarwakker. De adrenaline pept me op en alle gevaar is geweken. Adrenaline als remedie tegen flauw vallen. Hoe simpel kan het zijn. Die ga ik onthouden. De katheters zitten er in. De cardioloog zegt dat alles goed gaat. “Laat me weten als je ze in je hart voelt of als er iets niet helemaal lekker gaat.” Versuft en tegelijkertijd wakker wacht ik af wat er gaat komen. 

“Laat me weten als je wat voelt.” Werkelijk. Alsof we aan het klussen zijn. Dat zijn de cardioloog-elektrofysioloog eerder al. “Zie ons als de electriciens van de cardiologie. Zo zijn er ook nog loodgieters en cardiologen die complete renovaties uitvoeren. Eigenlijk is het niets anders dan klussen voor gevorderden.” “Hoezo relativeren meneer de cardioloog.” Ik voel het kriebelen in mijn hart. Vanaf de rechterboezem wordt een gaatje geprikt in de boezemwand om zo in de linkerboezem te komen. Daar liggen de uitgangen van de longaders. Daar moeten ze in zijn. Het gaat hartstikke goed.

Ik stuiter! Wel een halve meter de lucht in. “Wat is dat?” hoor ik mezelf zeggen. Zelf bevind ik mij in een staat van zijn die tussen bewusteloosheid en bewustzijn in zit. Wakker en tegelijkertijd niet aanwezig. Achteraf hoor ik dat dat de verdoving is. Het beroemde ‘roesje’. “We testen of we goed werk hebben afgeleverd en de ingreep effect heeft Cor. En het werkt! Nu gaan we verder met de andere longvenen!” “Ben ik dat ook vergeten of niet?” Ik weet het niet…in mijn hoofd wordt het weer zwaar en ik hoor ergens ver weg iemand zeggen “Geef hem nog maar wat er bij.” De keren die volgen heb ik blijkbaar goed gereageerd want het lukt. 

Nu ik er aan terugdenk voel ik het weer in mijn lijf. Mijn hart heeft in mijn beleving ook een herinnering en het is bijna eng om mijn ervaring openbaar te maken. Blijkbaar zit de schrik er nog steeds in dat het terugkomt. De tijd heelt alle wonden al vermoed ik dat de herinnering in mijn hart gebeiteld zit en niet herinnert wil worden aan de pijn. Het voelt bevrijdend om dit te delen. Eindelijk durf ik het. Trots op mijn hart waar ik zo van hou. 

Ik kom even bij als ik door een gang rijd. Achteraf blijkt dat ik toen om weg was naar de afdeling.  De wielen zoemen en ik ben versuft. Mijn liezen strak ingezwachteld met drukverband. Er is absolute rust in mijn borstkas. Geen gerammel meer. Het is stil en ik kan me niet meer herinneren wanneer ik dat voor het laatst had. Er is stilte binnenin. Tijd om opnieuw naar mijn hart te luisteren. 

Share

Het is zover.

Weten dat er iets gaan gebeuren dat je nog nooit eerder mee hebt gemaakt kan eng zijn. Het kan angsten oproepen. Vreemd eigenlijk. Angst is vaak terug te herleiden naar iets waar je bang voor bent dat nog niet is gebeurd. De nacht voor de ingreep sliep ik goed. Ik was niet bang of angstig. Er was eerder een serene rust over mij heen gevallen. Als een ondoorzichtig laken. Was het gelatenheid, vermoeidheid of was ik zo murw dat het lang mij af gleed en onberoerd liet? De avond vooraf was echter lang en ik kon moeilijk in slaap komen. Vreemd want elke avond is net zo lang. Behalve bij de overgang van de zomer naar de wintertijd en andersom. Het was een lange avond. Niet omdat ik in Maastricht was waar ze zeggen dat de stad niet ‘breed mor laaank’ is. Nee….het was stil. Bijna verlaten. Innerlijke rust voor zelfreflectie was er niet. Dus maakte ik een selfie. Mijn toenmalige vrouw wilde geen foto van mij maken. Dus nam ik na haar vertrek de BlackBerry en draaide ‘m om. Toentertijd hadden ze slechts een camera en die zat aan de achterkant. Dus moest ik het toestel zo manoeuvreren dat ik recht in de lens keek en de knop van de camera op de tast aan de achterkant van het toestel indrukte. De foto liet mij zien wat de toestand was. Een grauwe grijze huid, hangende oogleden, rood doorlopen ogen. De volgende dag zou alles gaan veranderen. De slaap kwam snel.

De liezen geschoren en het infuus aangebracht. Een operatiehemd aan. Het rook vreemd. Naar ‘te schoon’. Een mengeling van chloorwater, zeep en pure katoen. Met hele korte mouwtjes als een modern t-shirt. Op de achterkant touwtjes om het dicht te knopen. Een achter de nek, de anderen voor de rug en de billen. Hoe het uit is gegaan is mij een raadsel. Toen ik geopereerd werd lag ik naakt op een smalle operatietafel, eerder een plank, met sokken aan. Dat schijnt zo te horen. De rit met het bed naar de operatiekamer was kort. De cardioloog stelde zich voor. ‘Goedemorgen meneer Seijkens! Wij gaan er een mooie dag van maken.’ Zijn mentor en collega zat in een soort van controlekamer en keek door een raam de OK in. Hij zwaaide en heette mij welkom. “Goedemorgen Cor. Hoe gaat het met u? Fijn u weer terug te zien. Ik zal u vanaf hier in de gaten gaan houden terwijl mijn collega u gaat helpen. Hij is net zo goed als ik. U bent in goede handen.” Ik lachte naar hem en keek zijn collega aan. Een korte indringende blik. Hooguit 5 seconden. Meer niet. Meer was ook niet nodig. Er liep veel personeel rond in de operatiekamer. De cardioloog-elektrofysioloog, cardioloog, een anesthesist een paar verpleegkundigen en een technicus. Vooraf was me verteld dat een heel team klaar zou staan. Het was indrukwekkend. Aan het plafond beeldschermen aan beugels, platte monitoren voor de cardioloog. Een röntgenapparaat en dikke plastic gordijnen die  bescherming bieden tegen de straling. De kamer was groot. Ik was rustig. Geen zenuwen of angst. Lichtelijk opgewonden en opmerkzaam. Ik wilde alles zien en waarnemen. ‘Dit maak ik nooit meer mee. Nu is de kans alles op te slaan.’ De kamer was groot.

Share

Vooravond.

En dan lig je in een ziekenhuiskamer. In Maastricht. MUMC Cardiologie. Alles is voorbereid. Het bord met mijn gegevens hangt aan het voeteneind van mijn bed. Het bed is te kort. De verpleegster verlengt het voeteneind met een matrasje. Gekleed volgens de kledingvoorschriften lig ik in bed. Een lichtblauwe overgooier, schort, pyjama. Wat is het? Met witte touwtjes om het vast te knopen zodat het niet fladdert. Hoezo fladderen? Er is geen eens energie om mijn vleugels uit te slaan. Leeg, op, uitgeput. Mentaal en fysiek. Dat bleek maanden eerder al. Een bekende vroeg mij mee te gaan fietsen. Op de racefiets. Goed bedoeld. Als afleiding en om energie op te doen. Het viel slecht. De hartslag mocht niet boven de 135 slagen per minuut komen. Met beta blokkers was ie niet hoger te krijgen dan 124. Hij fietste voor mij uit en zweepte mij op. “Het gaat niet harder. Doe eens rustig aan. Heeej! Graag twee tandjes langzamer. Dit is voor mij niet te doen. Hallooo! Het lukt niet!” Het was de laatste fietstocht met hem. In de stilte van de maanden was het leeg binnenin. De tijd werd gedood met het huishouden en het ontbreken van warmte. 

Terug in het heden. In mijn ziekenhuiskamer liggen meer patiënten. Mijn voorbereiding zit er op. Geschoren op de plekken waar het nodig is. De overgooier om. Liggend op bed. Morgenvroeg gaan ze mij als eerste helpen. Morgen. Tenminste…als alles volgens planning verloopt. Zou het dan toch kunnen veranderen? Mijn gedachten zijn doezelig. De kinderen zijn thuis. Er is iemand bij mij. Dat maakt het wat prettiger. We zijn samen en toch zijn we alleen met ons zelf. Er is er geen contact. Een drankje, wat snoep, zorgelijk kijken. Het maken van een foto van mij in bed zit er niet aan. Later die avond in de stilte van een donkere ziekenhuiskamer maak ik een selfie. Nieuwsgierig naar mijn blik en uitstraling draai ik mijn BlackBerry om en wordt nog stiller. “Is dat wat de ander ziet als ie mij aankijkt?“ In de eenzaamheid van de avond en nacht slaap ik rustig in. De verplegers gaven mij een pilletje. Of droomde ik van een pilletje dat alles zou veranderen?

Share

Tien.

Tien jaar geleden. Het is deze maand tien jaar geleden. En het is tien en een half jaar geleden dat de wekker ging. Mijn wekker af ging. Het tikken stopte en het alarm loeide. Mijn rikketik trok aan de bel. Duidelijk en onomwonden. Klare taal; ‘Jij moet actie ondernemen. Het is tijd!’ En voor het eerst sinds jaren luisterde ik echt… De huisarts zag een onregelmatigheid op de uitdraai. Hij stuurde mij door. Dezelfde middag lag ik op de behandeltafel voor een echo op de afdeling Medische Beeldvorming. Het was het begin van een tijd die in het teken stond van onderzoeken en onrust. Na talloze onderzoeken was het 100% zeker. Dokter: ‘Cor, jij hebt een ernstig vorm van boezemfibrilleren. Dat uit zich in een onregelmatige hartslag, het overslaan van je hart en dat je pieken hebt in de hartslag die oplopen tot 230 slagen. Daarom stopten we destijds met de ‘fietstest’ omdat jouw hartslag niet daalde bij rust. We moeten je doorverwijzen naar een ziekenhuis dat gespecialiseerd is in deze aandoening. Helaas kunnen wij je niet verder helpen. Dat kan het Catharina of het UMC zijn.’ Het werd het UMC. De cardioloog daar had binnen tien minuten de diagnose en behandeling uitgelegd; “Er is wel een kans van 10% dat het fout gaat.” “Dus 90% dat het goed gaat!”, was mijn reactie. “Doen! Een keuze is er niet. Het is dit of beter worden. Op mijn veertigste als een uitgebluste zeventiger leven is geen optie. Plan de datum maar in!” Het werd een wachtlijst met de verwachte duur van drie maanden. De tijd tikte door. Mijn onrustige rikketikkende rikketik tikte ook door. En bij mij tikte er van alles aan het venster van mijn gedachten en verbeelding. Alleen en eenzaam.

Share